Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets, over de, in een gedeelte van Noordholland, thans heerschende koortsen. Door W. Egeling, Med. Doct. te Haarlem.Ga naar voetnoot(*)Sedert eenige weken heerschen, in een gedeelte van Noordholland, epidemische najaarskoortsen. Ook hier en in den omtrek zijn die zeer menigvuldig. Meestal zijn het blijkbaar tusschenpoozende koortsen, met duidelijke aanvallen en koortsvrije tijdperken; terwijl zij dan óf geenerlei bijzonder karakter aannemen, óf een eenigzins galachtig aanzien hebben; waarbij het mij, in beide gevallen, opmerkelijk voorkomt, dat het bij tusschenpoozende koortsen gewone bezinksel in de urine zelden wordt aangetroffen. Doch somtijds is de ziekte van meer aanbelang; zij is dan dikwijls min of meer bedriegelijk van aard en van ongewoon beloop. In dit geval neemt zij den vorm aan van eene aanhoudende koorts, en gaat daarbij soms met gastrische of bilieuse verschijnselen vergezeld. De zieke is dan nooit vrij van koorts, en deze remitteert slechts, intermitteert nimmer. De remissie zelve is soms bijkans onmerkbaar; en alleen door een naauwkeurig | |
[pagina 702]
| |
onderzoek ontdekt men, dat er zich, dagelijks, of om den anderen dag, eene verheffing opdoet, die óf door rillingen en daarop volgende vermeerdering van alle toevallen zich kenbaar maakt, óf, zonder zoodanige huiveringen, alleen door een' snelleren pols, meerdere benaauwdheid, hoofdpijn enz. wordt opgemerkt. Deze verheffingen zelve houden niet altijd een geregeld beloop, en komen nu vroeger dan later dan de voorafgaande; hare regelmaat verloopt zelfs wel geheel. In het begin der ziekte zijn de verheffingen duidelijk, of is de koorts zelfs blijkbaar eene tusschenpoozende; terwijl vervolgens het vrije tijdperk allengs minder duidelijk wordt, en de koorts-aanval in eene koorts-verheffing ontaardt. In sommige gevallen hebben hierbij geene galachtige verschijnselen plaats; in andere, daarentegen, vindt men eene geelachtige kleur van het aangezigt, volslagen afkeer van voedsel, geelachtig beslagen tong, bitteren smaak, walging, eene enkele maal brakingen, soms zelfs spruw, en meestal eene donkerkleurige urine. In één woord, de zieke vertoont het beeld eener aanhoudende remitterende koorts, het zij van eenvoudigen aard, hetzij gastrisch of bilieus. Deze ziekte is nogtans, naar mijne gedachten, meestal geene ware aanhoudende remitterende, noch gastrische of bilieuse koorts. Het is inderdaad eene tusschenpoozende; doch met zoodanige verlengde paroxysmen, dat de eene niet geeindigd is, vóór dat de andere aanvangt. Naar het wezen is het eene f. intermittens, naar den vorm eene f. continua remittens. En wat betreft de gastrische verschijnselen, deze houde ik, meestal, voor louter symptomatisch; terwijl de schijnbaar bilieuse toestand niet het wezen der ziekte uitmaakt, noch de oorzaak der koorts is, maar alleen als een bijkomend verschijnsel, of wel als het gevolg van deze, moet beschouwd worden. Dit een en ander blijkt, mijns inziens, vrij duidelijk. Vooreerst, uit het heerschend karakter der epidemische koortsen, dat blijkbaar intermitterend is. Ten andere, uit de wijze, waarop de bedoelde aanhoudende koorts meestal uit eene tusschenpoozende ontstaat en in eene aanhoudende ontaardt. Ten derde, uit het van zelf verdwijnen der gastrische verschijnselen, zoodra de koorts is weggenomen, zonder dat losmakende, noch braak- of purgeermiddelen daartoe gebruikt zijn; terwijl ook, bij het vrijwillig of door kunst verwekte braken, zeldzaam zuivere gal wordt uitgeworpen, maar het | |
[pagina 703]
| |
opgegeven vocht meestal bestaat uit den genoten' drank, met een weinig slijm of geringe hoeveelheid gal vermengd. Eindelijk blijkt het boven gestelde vooral uit de gelukkige en allervoorspoedigste genezing door het gebruik van het specifiek middel tegen tusschenpoozende koorts. De spoedige genezing toch der bedoelde koortsen door middel der sulphas chin. is mij, tot hiertoe, in geen enkel geval mislukt. In het begin der epidemie was ik wel eenigzins huiverig, bij zoo schijnbare contra-indicatie, dit middel toe te dienen; maar het vermoeden, dat ik eigenlijk met eene f. intermittens te doen had, bragt mij spoedig tot dat besluit, en gaf mij hoop op een' gelukkigen uitslag; waarin ik niet werd teleurgesteld. Ik zag de koortsverheffingen spoedig minder worden, en weldra geheel ophouden; terwijl alle ziekteverschijnselen, tegelijk met de koorts, allengs verdwenen, en weldra voor het aangenaam gevoel van terugkeerende gezondheid plaats maakten. Eenig schadelijk gevolg van het middel heb ik nimmer opgemerkt. En moge dan al de koorts naderhand recidiveren, zij zal spoedig voor het beproefde middel wijken; terwijl het mij nog zeer twijfelachtig voorkomt, of deze recidiven, in het algemeen, meer plaats hebben na het gebruik van dit middel, dan daar, waar de koorts zonder hetzelve, door natuur of kunst, genezen is. Meestal geef ik gr. 8, in eens, of in 2 à 3 giften verdeeld, gedurende de remissie. Niet alleen in die gevallen, waar, niettegenstaande het schijnbaar gastrisch karakter der ziekte, een middel, dat de koorts stuit, uit hoofde van de hevigheid en het aanhouden der koorts, hoogst welkom is; niet alleen in die gevallen geef ik het koortsverdrijvend middel, maar ook bijkans in alle zuiver intermitterende koortsen, het zij die al of niet een gastrisch aanzien hebben; en even als bij de genoemde aanhoudende, zoo heb ik ook bij de tusschenpoozende de bewuste verschijnselen tegelijk met de koorts zien verdwijnen, en tot nog toe daarvan geenerlei onaangenaam gevolg bespeurd. In het voorbijgaan merk ik hier aan, dat ik, meestal gewoon zijnde, ook in andere epidemiën van gewone zuivere intermitterende koortsen, spoedig het specifiek koortsverdrijvend middel toe te dienen, mij niet herinner, daarop ooit eenig ongunstig verschijnsel te hebben zien volgen. Het spreekt van zelf, dat er altijd voor behoorlijke, en | |
[pagina 704]
| |
naar omstandigheden soms zeer ruime, stoelontlastingen gezorgd wordt. Ik voeg hier wel uitdrukkelijk bij, dat al het gezegde slechts in het algemeen, en van de thans alhier en in den omtrek heerschende koortsen, geldt; hoezeer ik vooronderstel, dat deze niet veel zullen verschillen van die, welke tegenwoordig in de overige streken dezer Provincie worden aangetroffen. Ik ontken niet, dat er uitzonderingen kunnen plaats hebben. Zoo heb ik zelf een paar malen gezien, dat de koorts meer zuiver galachtig was, en door het overvloedig braken van gal of zeer ruime stoelontlastingen genezen, of althans in hare kracht gebroken werd. In zoodanige gevallen, en ook in die, waar, van het begin der ziekte af, volstrekt geene intermissie of periodieke remissie mogt te bemerken geweest zijn, durf ik het bedoelde middel niet aanraden. Ik wil derhalve hiermede ook volstrekt niet het gebruik van het in f. interm. specifiek werkend geneesmiddel hebben aangeprezen in de gewone f. continuae, van welken aard dan ook, daar het in deze, naar mijne gedachten, doorgaans nutteloos, zoo al niet schadelijk, is. Ik kan dit geschrijf niet eindigen, zonder te zeggen, dat ik huiverig geweest ben, deze opmerkingen aan het geneeskundig publiek, in dit Tijdschrift, mede te deelen. Het kan toch den schijn hebben, als vond ik er behagen in, anderen eenig onderrigt te geven omtrent de behandeling der bedoelde koortsen. Ik zou het dan ook niet gewaagd hebben, dien schijn op mij te laden, ware het niet, dat het mij, uit gesprekken met andere Geneeskundigen, en uit menige ondervinding, vooral op het platte land, herhaalde malen gebleken is, dat de behandeling van velen zeer afwijkt van die, welke ik, bij ondervinding, zoo heilzaam heb bevonden. Alleen de gedachte, dat de mededeeling van het bovenstaande misschien niet geheel onnut zou zijn, heeft mij daartoe kunnen doen besluiten; en het is ook daarom, dat ik hiertoe dit zoo algemeen gelezen Maandschrift heb verkozen, hetwelk het licht zal zien, waarschijnlijk vóór dat de epidemie zal geëindigd zijn; hoezeer zulks, mijns achtens, anders beter in een eigenlijk Geneeskundig Tijdschrift zou gevoegd hebben.
20 October. |
|