| |
Paganini en Talma.
De dood van paganini, door Parijsche dagbladen, op brieven uit Genua afgaande, bij herhaling aangekondigd, heeft zich niet bevestigd. Integendeel vermeldt de Echo van Milaan, dat hij aldaar in goeden welstand is aangekomen. Intusschen heeft de bekende jules janin die tijding te baat genomen, om een' belangrijken, indien dan ook al niet geheel onpartijdigen, blik op paganini's leven te slaan, welks aanleiding deze schijnt: Toen janin eens voor de slagtoffers van eenen zwaren brand in eene Fransche stad milde giften inzamelde, en alle kunstenaars der Parijsche
| |
| |
schouwburgen, velen zeker om den wille des even geduchten als vereerden naams des inzamelaars, hem gereedelijk ten dienste stonden, waagde het paganini, hardhartig genoeg, hem een Concert voor die ongelukkigen af te slaan. Hij had, zeide hij, reeds zijn Armenconcert voor dat jaar gegeven! En nu maalde janin het beeld diens grooten Virtuoos met trekken, die paganini's roem te Parijs vernietigden. Hij verloor dien werkelijk. Men sprak van hem niet meer, tot dat de valsche tijding van 's mans dood zijnen naam weder te voorschijn riep. Ziet hier, hoe janin die mare, waaraan hij zelf geen volkomen geloof sloeg, opnam:
‘Paganini, wil men, is te Genua aan de Cholera gestorven. Hij laat zeven millioenen na. Die zeven millioenen, brengen zij niet dezelfde werking te weeg, als het goud der beide echtelingen, maes, die onlangs in hunne groote geldkist (want dus mag men hun huis wel noemen) op zoo ontzettende wijze vermoord werden? Bij elken tred toch, dien het Geregt in dat huis deed, vond het goud en bloed - goud in den tuin, goud in den kelder, goud onder de steenen van den huishaard, goud zelfs in den ouden hoed des slagtoffers; overal goud, overal dat heillooze goud, dat aan die rampzalige oude lieden het leven had gekost! Dus ook paganini. Zeven millioenen, in korten tijd gewonnen, - meer dan een louisd or voor elke vioolstreek! De zeven millioenen van paganini hebben diens mans leven, dat zoo schoon had kunnen zijn, geheel verdorven. Deze zeven millioenen hebben dezen zeldzamen geest verstikt, die iets zoo groots had kunnen voortbrengen. Deze zeven millioenen, hoe smartelijk moeten zij gedrukt hebben op de laatste oogenblikken van dien armen rijke, die, na zoo veel waarachtige bewondering verwekt, zoo vele zoete tranen te hebben doen vloeijen, zoo vele gevoelige harten hooger te hebben doen kloppen, stervend tot zichzelven moest zeggen: ‘Ik sterf met alles, wat aan en in mij is; ik sterf gelijk een toon van mijne Cremoner viool; ik sterf, en neem met mij al mijnen roem, al de volheid mijner gedachten, het gansche geheim van mijn genie, en laat niets achter, dan deze zeven ellendige millioenen!’ Weet ge wel, dat het een treurige dood is voor eenen kunstenaar, te sterven zonder ergens een spoor van zijnen wandel op aarde achter te laten? Dit was de grootste smart van den grooten talma, dien wij nog dagelijks beweenen. Dikwijls, het toppunt zijns
| |
| |
roems bestegen hebbende, zeide hij tot zichzelven met een bitter gevoel, dat al die roem aan éénen ademtogt hing; dat die groote naam vergankelijk was, en dat alles, wat hij aan studie, verstand, kennis en geest had te koste gelegd, om de grootste Tooneelspeler van zijnen tijd te worden, ééns zou verloren gaan, en hem, talma, een korter bestaan zou vergund zijn, dan zijn oudste Romeinsche mantel! Dan kwamen hem de tranen in de oogen, en hij weende als een kind. Maar, hoe gul en mild gaf zich ook talma gedurende zijn leven voor allen ten beste! Hoe was hij te aller ure, als bij nachte en bij dage, op de planken, werkzaam, onvermoeid, hartstogtelijk, zich der menigte vertoonende, zoo dikwijls ook die menigte hem verlangde te zien! Want zij en hij verstonden elkander volmaakt. Wist talma regt goed, dat die menigte, wier gebieder en afgod hij was, voor hem, als 't ware, de geheele nakomelingschap was, - ook zij gevoelde van hare zijde, dat zij geen' tweeden talma meer zien zou. Vanhier beijverden beide zich, om op alle mogelijke wijzen met elkander in aanraking te komen en te blijven, door middel van een' corneille, racine, voltaire, door proza en verzen, door het drama en de komedie, ja somwijlen door de nieuwste rijmsmeders uit de massa van poëten des Keizerrijks; want alles was talma welkom, wanneer hij zich slechts aan zijn volk konde mededeelen. Hij leefde daardoor zijn kunstenaarsleven ook zoo geheel uit, als immer mogelijk was; hij maakte zijn genie zoo vruchtbaar, als het immer te maken was; hij gunde zich, tot aan zijnen dood, geen' enkelen dag rust. Hij wist, dat zijn ontzaggelijk talent slechts een vlugtig vermogen was, welks kapitaal hij aan niemand kon legatéren; hij haastte zich daarom, deszelfs onmetelijke inkomsten als een milddadig man te besteden, opdat geen naberouw hem op zijn
sterfbed mogt bezwaren. Zoo dacht, zoo leefde talma. Met ziel en ligchaam was hij aan zijne kunst verknocht; en, daar hij zijne kunst als kunstenaar en niet als speculant uitoefende, was hij de toegankelijkste van allen. Voor zeer weinig gelds zag men hem dagelijks spelen; men betaalde, om hem te zien, niet meer, dan om den ellendigsten figurant te zien; hij speelde overal, en altijd, voor elken prijs; hij speelde in de kleinste steden, ja de geringste dorpen; hij zou zelfs in eene schuur gespeeld hebben. Of hij veel gelds inoogstte, of niet, wat kon hem dat schelen? Hij
| |
| |
wilde talma toonen, eer talma de wereld verliet; hij wilde, dat er geen hoek in Frankrijk zou zijn, die niet de herinnering zou bewaren aan die zoo welluidende stem, dien zoo edelen blik, dien zoo gepasten hartstogt; hij wilde, dat er geen boer in Frankrijk zou zijn, die niet tot zijnen zoon kon zeggen: Ik heb talma gezien, even zoo als men zegt: Ik heb den Keizer gezien. Hij wist, dat populariteit de vestiging en duurzaamheid van den roem dezer wereld is; hij wist, dat er geene groote talenten bestaan, dan die, welke zich aan allen verstaanbaar weten te maken; hij zou zeer ongelukkig geweest zijn, bijaldien hij verpligt was geweest, zich op sommige dagen te verbergen, ten einde op andere zich met des te meer éclat te vertoonen; zich zeldzaam te maken, om des te grooter te schijnen; de openbare oplettendheid door al die kleingeestige hulpmiddelen van het gemeene Charlatanismus te prikkelen. Hij had den roem lief, en begeerde dien in deszelfs vollen, onbegrensden omvang, in het hooge, in het nederige, rondom zich, overal. Gaarne had hij als Improvisator op markt en straten gespeeld. Hoe dikwijls bleef de goede talma bij die straatvirtuosen staan, die op derzelver hoeken het volk met hun spel en gezang verlustigen! - Paganini was in zijne kunst even zoo groot als talma; maar hij bouwde kunst en roem beide op de ellendigste, geheel valsche berekeningen. Talma's hart niet bezittende, bedacht hij niet, gelijk talma, dat ook zijn talent een haast voorbijgaand en vergankelijk iets was, dat met hem voor altijd vergaan en geene sporen zou achterlaten, even als een welluidende toon, die in de lucht vervliegt. Paganini, een groot Musicus, voor wien vlijt even veel
als natuur heeft gedaan, had zijne kunst met vele ontberingen en pijnlijke moelten betaald. Zijn hoofd had zich lang over zijne viool gebogen, eer het hem gelukte, haar naar zijnen geest en wil te doen spreken, - zóó lang, dat zijn hoofd dien gebogen vorm behield. Zijne ijzeren vingeren hadden lang de snaren gedrukt, eer het hem gelukte, ze zoo welluidend te maken, - zóó lang, dat zijne hand daardoor langer en zoo uitgemergeld werd, alsof zij op de pijnbank gespannen geweest was. Hoeveel genie, maar ook hoeveel geduld was er noodig, om die tours de force zich eigen te maken, thans hem zoo natuurlijk en gemakkelijk! Men bedenke, dat hij niet alleen alles op de vierde snaar alleen speelde, maar herinnere zich,
| |
| |
dat hij zelfs deze vierde snaar met den pink in tweeën verdeelde, en dan op het eene deel derzelve met den strijkstok speelde, terwijl hij op het andere schitterende arpeggio's deed klinken! En hoe geraakte hij tot dat toppunt van volmaaktheid en zuiverheid? Zeker, het moet hem veel gekost hebben! Hij heeft er zijne kindschheid, zijne jeugd en een gedeelte zijns mannelijken leeftijds aan opgeofferd. Toen hij nu eindelijk tot het schier ongeloofelijke meesterschap, dat hem in zijne droomen voor oogen zweefde, was gekomen, toen hij zijn ideaal bereikt had, verbeeld ik mij hem te zien glimlagchen, als zeide hij tot zichzelven: ‘Hoe duur zal mij de wereld mijnen arbeid en mijn geduld betalen!’ En nu begaf hij zich op reis, om in gansch Europa dat wederspannige instrument op woeker te zetten, welks gedweemaking hem zoo zwaar gevallen was.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|