Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEgypte, onder de heerschappij van Mehemet-Ali.(Vervolg en slot van bl. 484.)
Mannen van zeer verschillende geaardheid en bekwaamheid staan aan het hoofd der zeemagt. Wij laten hier eene korte schets volgen: Osmannoureddin, Pacha, Admiraal en Minister van het Zeewezen, heeft aan het toeval, aan slimheid en dubbelhartigheid te danken, dat hij uit den geringsten stand zeer spoedig is opgeklommen tot den hoogen post, welken hij thans bekleedt. Zonder vrienden, zonder uitstekende bekwaamheden, zonder dat gunstig voorkomen, hetwelk dikwerf zoo veel invloeds heeft, wist hij tot nu toe zich staande te houden. Men meent echter, dat zijn val welligt even zoo plotselijk zal kunnen zijn, als zijne verheffing; want bezwaarlijk zal hij zijne onkunde en zijne onregtvaardigheden langer voor zijnen meester kunnen verbergen. Te Mitylene in 1793 geboren en zoon van een' waterdrager zijnde, had osman het geluk, te behooren tot de kweekelingen, welke de Pacha naar Europa zond, om hen hier te laten opvoeden. Hij bragt verscheidene jaren in Italië | |
[pagina 528]
| |
en Frankrijk door. Bij zijne terugkomst verstond hij de talen dier beide landen volkomen. De Pacha zond hem, met den rang van Bey, bij het einde van den oorlog tegen de Grieken, naar Kandia, om de zaken op dit eiland te regelen. Van daar teruggekeerd zijnde, werd hij aangesteld als Minister van het Zeewezen en tevens als Opperbevelhebber van de Zeemagt, ofschoon hij daartoe de vereischte kundigheden niet bezat en die nog niet heeft. In 1832 benoemde mehemet-ali hem tot Pacha, en liet hem de vloot tegen de Turken aanvoeren. De uitkomst heeft genoeg bewezen, hoe onbekwaam hij was, om aan het in hem gestelde vertrouwen te beantwoorden. In Europa zou de openbare meening zich luide verklaard hebben omtrent de dwaasheid van zoodanige verblinding; maar bij de Turken is dat iets zeer gewoons, en komt dus aan niemand vreemd voor. De gunst van den gebieder schijnt alle gebreken te vergoeden. Men ziet dikwijls lieden aangesteld tot bedieningen, waarvoor zij niet de minste geschiktheid hebben. Intusschen moet men zich verwonderen, dat de zaken dikwerf nog zoo goed gaan; de leerzaamheid, waarmede een hoofdambtenaar de raadgevingen van eenen of anderen zijner ondergeschikten volgt, vergoedt soms datgene, wat hem ontbreekt. Ook zou de zeedienst niet zoo veel benadeeld worden door de tegenwoordigheid van osman-Pacha, indien hij naar den raad van de door mehemet-ali hem toegevoegde bekwame mannen luisterde, en zijnen verderfelijken trek naar sterke dranken wist te bedwingen. Mehemet-ali, die er belang in stelt, om zijne soldaten en matrozen naar het voorbeeld der Europeanen te vormen, heeft dikwijls Officiers van Frankrijk en Engeland gevraagd; maar zijne pogingen mislukten doorgaans, uit hoofde van den naijver en de listen zijner gunstelingen. Hij wil gaarne eene goede verstandhouding tusschen de Franken en Arabieren bevorderen; maar hunne onderlinge krakeelen staan hem daartoe gedurig in den weg. Osman-Pacha heeft grootendeels | |
[pagina 529]
| |
de schuld van deze oneenigheid. De opvoeding, welke hij in Europa heeft ontvangen, verheft hem boven de meesten zijner landgenooten; en hij vreest, dat zijne bekwaamheden verdonkerd zullen worden door vreemdelingen. Dit blijkt maar al te dikwijls, en is zeer nadeelig voor de belangen van zijnen meester. Men moet zich verwonderen, dat Europesche Officieren in Egyptische zeedienst nog zoo veel gedulds hebben bij zijne onbeschofte behandeling. Doch muttus-Bey, Luitenant van osman, stelt hen eenigermate schadeloos voor het verdriet, dat zij onder de bevelen van dien Admiraal staan. Muttus-Bey is de zoon van eenen Bey der Mammelukken, welke in de verschrikkelijke slagting van dit wakker volk omkwam. Mehemet-ali had in zijne jeugd weldaden van dien braven Officier ontvangen. Ofschoon hij denzelven aan zijne staatkunde heeft opgeofferd, vereert hij nogtans des mans nagedachtenis, en overlaadt deswege diens zoon met zijne gunsten. Muttus-Bey is misschien, na de Europeanen, de beste zeeman op de Egyptische vloot. Bij zijne bijzondere bekwaamheden bezit hij tevens die overige goede eigenschappen, welke de jongste reizigers aan het karakter der Ottomannen in het algemeen toeschrijven. Evenzeer geacht bij vreemdelingen, als bij zijne Arabieren, is hij het echter nog minder om het goede, dat hij doet, dan wel om het kwade, waarvan hij zich onthoudt. Hij heeft eene vreedzame en zachte geaardheid, zoodat niemand hem benijdt, en hij tegen niemand zich afgunstig toont. Hij is omtrent zestig jaren oud, en dient van zijne kindschheid af op de vloot, indien men den naam van vloot kan geven aan eenige visschersvaartuigen, die langen tijd de gansche zeemagt van den Pacha uitmaakten. Hij heeft zijn eerste bedrijf niet vergeten; want onlangs nog toonde hij aan een' matroos, hoe men moet te werk gaan, om een oud net te herstellen. Eene buitengemeene zwaarlijvigheid, een zeer groot hoofd, eene grijze kleur, twee kleine, ronde oogen en een lange, witte baard - | |
[pagina 530]
| |
ziet daar het portret van dezen held. De achtbare deftigheid van den Vice-Admiraal blijft zichzelve steeds gelijk en gaat alle beschrijving te boven. Niets windt hem op, niets slaat hem neder. Vindt gij hem met eenige zaak bezig, zoo antwoordt hij u met ja of neen, en laat u gaan. Hij wil even min zelf gestoord worden, als anderen storen. Hij boert en lacht nooit. Op zee zijnde, houdt hij zich bijna den geheelen dag achter op dek, met de pijp in den mond, doet zijnen maaltijd tegen zonsondergang, brengt verder den avond met drinken en rooken door, en legt zich voorts in volle kleeding neder, om te slapen. In weerwil van zijne zonderlingheden, is muttus-Bey een uitmuntend mensch, en neemt nooit deel aan de plagerijen, welke men de Europesche Officieren aandoet. Hij moet eerder koelbloedig, dan dapper genoemd worden. Groot is God! roept hij uit bij elke gelegenheid, zijnde even bedaard in de hitte van het gevecht, als wanneer er eereschoten gedaan worden. Hij heeft zich zeer wel gedragen in den slag van Navarino en bij den togt tegen St. Jean d'Acre. De derde persoon, welke hier in aanmerking moet komen, is Kapitein mahmoud, bevelhebber der branders, de vriend van osman-Pacha, en de deelgenoot in deszelfs buitensporigheden. Toen mehemet zijne vloot tegen de Turken zond, plaatste hij op zijne branders zes Kapiteins en een honderdtal Grieksche matrozen, die in den strijd om de onafhankelijkheid zich reeds onderscheiden hadden onder hunne landgenooten. Kapitein mahmoud is waardig, dezelven aan te voeren. Men verbeelde zich een' waren bandiet van onverwonnen moed en kracht, gehard tegen alle vermoeijenissen, een uitmuntend zeeman, een' echten dirkhatterick, zoo stelt men zich dezen Branderkapitein voor, die alle gedeelten van den Archipel naauwkeurig kent. Hij wilde met zijn hoofd instaan voor het verbranden der Turksche vloot, als hij behoorlijk werd ondersteund door de scheepsmagt van den Pacha. Mehemet toont veel belangstelling in zijne diensten, en belooft aan zijne matrozen eene groote belooning voor elk in brand gestoken schip. In weerwil van zijn woest voorkomen, heeft mahmoud toch zekere goedhartigheid; hij is zeer bemind bij het scheepsvolk, en altijd welkom aan boord van alle vaartuigen, zoo dikwijls het hem behaagt, dezelve te bezoeken. Getrouwe medgezel van alle de uitspattingen van osman, houdt hij soms dag en nacht | |
[pagina 531]
| |
met hem vol, en dikwijls ziet men hen zamen drinken en zingen, terwijl onmatigheid hun gezigt heeft beneveld - wijn, rum, brandewijn, porter, alles is hun goed. Men begrijpt ligt, dat zoodanige leefwijze heillooze gevolgen heeft bij lieden, welke steeds den lust der zinnen volgen en zich niet weten te matigen. Maar deze gesteldheid van zaken kan ook niet lang duren; mehemet heeft reeds het gebruik van sterke dranken aan boord der schepen verboden; en zoo hij mogt vernemen, dat zijne bevelen niet opgevolgd worden, zal hij dezelve wel weten te doen eerbiedigen. Bij bevordering in de zeedienst komt wel soms, ofschoon niet altijd, de bekwaamheid in aanmerking. Men heeft ook eene bijzondere manier, om Officieren te maken. Een Bey of een Kapitein koopt een' jongen slaaf, maakt hem Muzelman, neemt hem in persoonlijke dienst als lijfknecht of pijpdrager, vat genegenheid voor denzelven op, als voor een zijner kinderen, en laat hem nooit straffeloos beleedigen; aan boord verschaft hij hem gelegenheid, om lezen, schrijven en een weinig aardrijkskunde te leeren, en eenigen tijd later ontmoet gij hem als Kapitein, die u te voren bij den Bey aan tafel bediend had. Men kent in het burgerlijk leven geene andere onderscheidingen en eerbewijzingen, dan die van den krijgsmansstand. Zoo mehemet zijne bijzondere achting aan een' man van verdienste wil doen blijken, geeft hij hem rang en titel van Officier, al heeft dezelve dan ook nooit wapenen gedragen. Dus hebben zijn eerste Geneesheer en de man, die het oppertoezigt over den scheepsbouw houdt, beide den titel van Bey, ofschoon zij nooit dienden. Op de vloot ziet men voorts eene wonderbare mengeling - Turken uit Europa, Azië en Afrika, Arabieren, Grieken, Nubiërs, Abyssiniërs, menschen uit zeer verschillende luchtstreek en van onderscheiden aard, sommigen zwart en anderen donkerbruin. In den eersten opslag is men verlegen met deze verscheidenheid van gewoonten en spraken; doch men kan zich altijd doen verstaan met behulp van tolken, die aan boord van elk schip gevonden worden. Men heeft dezelve noodig, daar de soldaten Arabieren zijn en de Officiers veelal tot andere volken behooren; doch, om alle misvatting te voorkomen, bedient men zich in het commanderen van Italiaansche woorden, die door ieder verstaan worden. | |
[pagina 532]
| |
Een Engelsch Officier, tot de ambassade te Konstantinopel behoorende, werd naar het leger van ibrahim gezonden, toen deze onverschrokken krijgsman zijnen togt naar de hoofdstad van Turkije staakte. Eenige bijzonderheden, uit diens dagverhaal overgenomen, kunnen ons eenig denkbeeld van de landmagt en van het karakter des aanvoerders geven: Omtrent zes mijlen van Kiutaich is een dorp, beroemd wegens deszelfs minerale wateren. Ibrahim hield zich aldaar op met een zeer klein gevolg van zijne lijfwacht. Admiraal osman en nadir-Bey, Opperbevelhebber der Ruiterij, vergezelden hem. Toen ik stil hield voor het verblijf van ibrahim, kwam nadir-Bey mij te gemoet, en vroeg naar het doel van mijn bezoek. Zoodra hij het oogmerk van mijne komst had vernomen, haastte hij zich, om mij binnen te leiden in een klein, donker vertrek, waar men oude tapijten had uitgespreid. Hier vond ik op eene eenvoudige ottomane dien held van het Oosten zitten, welke den Sultan in zijne hoofdstad had doen beven, en wiens overwinningen zoo veel bezorgdheid aan de Kabinetten in Europa veroorzaakten. Ibrahim is van eene middelmatige lengte, is zeer gezet, en heeft een gelaat, dat, zonder schoon te zijn, een vlug verstand en vastberadenheid aanduidt. Hij droeg een zeer eenvoudig Arabisch uniform. Hij ontving mij minzaam, wees mij eene zitplaats, en begon een gesprek in het Fransch, met tusschenkomst van een' zijner Beys. Hij toonde veel scherpzinnigheids in het opmerken, en drukte zich met veel bitterheids uit tegen de Russen, wier onverzoenlijken vijand hij zich verklaarde, er bijvoegende, dat, zoodra het eerste kanonschot in Europa het sein tot den algemeenen oorlog zou geven, hij aan het hoofd van honderdduizend man tegen hen wilde optrekken, om hen uit Azië te verjagen, en dat hij in eigen persoon hen zou bevechten, tot dat hij den ouderdom van zestig jaren (hij is thans vijftig) bereikt zou hebben. Hij betuigde eene groote minachting voor den Sultan en diens leger, en zeide tot mij, dat, indien de andere Mogendheden niet tusschenbeiden gekomen waren, hij thans, in weerwil der Russen, te Konstantinopel zou zijn, alwaar het volk hem met ongeduld verwachtte. Hij heeft bovenal zucht voor oorlog en vrijheid. Toen ik toespeling op den laatsten voorspoed zijner wapenen maakte, zeide hij tot mij: ‘Dit is nog niets, in vergelijking van hetgene ik hoop uit te voeren, alvorens mijn zwaard | |
[pagina 533]
| |
in de scheede te steken. Het ontbreekt mij niet aan soldaten, maar aan wapenen. Wat denken wel de Mogendheden van Europa over de tegenwoordigheid der Russen in den Bosphorus? Geloost gij, dat ze al het gewigt der gevolgen beseffen? Het Kabinet van Petersburg heeft zich in dit geval met veel behendigheids gedragen, en ik houd hetzelve niet voor onnoozel genoeg, om eene zoo voordeelige stelling weder te verlaten.Ga naar voetnoot(*) Maar ieder houdt zich overtuigd, dat de oorlog vroeg of laat onvermijdelijk is, en dat de Mogendheden zich vereenigen zullen, om Rusland te vernederen,’ enz. enz. Na dit gesprek stelde hij mij voor, om hem te vergezellen naar de baden. Ik deed zulks en vermaakte mij wél. Intusschen speelde de troep muzikanten, welke ibrahim uit Europa heeft doen komen, buiten het gebouw, verscheidene stukken uit de Freyschuss, den Marseillaanschen marsch enz. Toen wij uit het bad kwamen, dischte men ons spijs op in de kleedkamer van het badhuis. Het maal bestond uit rijst, ragouts van vleesch en groenten, die achtervolgens op tafel gebragt werden in tinnen schotels, waaruit wij elk op zijne beurt namen. Wij hadden geen anderen drank dan water, en alle tafelweelde bestond in zilveren lepels. Men zegt evenwel, dat ibrahim alleen in het openbaar onthouding van sterke dranken voorwendt, maar in het geheim zich daarvoor schadeloos stelt. Zijne manieren zijn eenvoudig, maar deftig. Na het middageten begaven wij ons onder eene tent, welke in eene weide nabij de baden was opgeslagen. Aldaar ontving ibrahim, op eene sofa gezeten, de personen, welke hem eenig verzoek te doen hadden. Verscheidene landlieden kwamen binnen; allen deden hunne beden voorafgaan van kleine geschenken. Het gunstig oogenblik bespiedende, dat de wachthebbende soldaat zich omdraaide, wierpen zij zich aan de voeten van den Pacha neder, kustenGa naar voetnoot(†) het benedenste zijner kleederen, en, na hun offer nedergelegd te hebben, gingen zij ter zijde, met de armen kruiseling over elkander, en wachtten alzoo op zijn antwoord. Een dier lie- | |
[pagina 534]
| |
den bragt een' schoonen reebok, anderen eene mand kastanjes, eene vilten muts, zoo als men aldaar draagt, of zelfs stukken ijs, om de sorbets te verkoelen. Ibrahim behandelde hen met welwillendheid, en allen schenen voldaan, toen zij heengingen. Een arm kind, hetwelk ook tot de baden was gekomen, om van de kinderziekte te genezen, sloop mede in de tent, de handen met linnen omwonden hebbende volgens landsgebruik, ten einde alle aanraking te vermijden, die de besmetting zou kunnen verspreiden. Ibrahim riep den knaap tot zich, deed hem naast zich op de sofa zitten, en liefkoosde hem zeer minzaam. Ibrahim verwijderde zich vervolgens, om te gaan slapen, en ik gebruikte dezen tijd, om zijne lijfwacht in oogenschouw te nemen. Nadir-Bey, een Pool van geboorte, is een der beste raadslieden van ibrahim. Deze persoon diende eerst onder de Russen in den veldtogt tegen de Perzen; en toen de laatste opstand in Polen plaats had, voegde hij zich weder bij zijne landgenooten. Na de inneming van Warschau trad hij in dienst van den Sultan; maar, in ongenade vervallen zijnde, veranderde hij nog eens van vaandel, en liet zich aannemen onder ibrahim, die hem het bevel over zijne kavallerie gaf. Hij deelt met osman in de gunst van zijnen meester, en verdient dezelve, in onderscheidene opzigten, veel beter. Even als die, spreekt hij Italiaansch en Fransch. Ibrahim is dapper, kundig, begaafd met groote krijgsbekwaamheden, en, hetgeen iets zeldzaams is bij eenen Muzelman, hij ontvangt gaarne de raadgevingen van zijne Europesche Officieren. Aan de onbepaalde gehoorzaamheid zijner troepen en aan het volgen der Europesche krijgskunde heeft hij grootendeels zijne overwinningen te danken. Zijne magt werd vooral ook vermeerderd door den koenen en ondernemenden aard van die Arabische volksstammen, welke hij van de watervallen des Nijls tot aan den voet van den Taurus in beweging heeft weten te brengen. De Europesche manier van oorlogen deed hem minder bloedige en meer beslissende overwinningen behalen. Ibrahim toont zich overtuigd van deze waarheid; maar hij lacht om de kleedij-hervormingen des Sultans en om de verkeerde maatregelen, welke deze heeft genomen, ten einde zijn volk te beschaven. Hij vereert de nagedachtenis van selim III, den wijsten en onge- | |
[pagina 535]
| |
lukkigsten der Sultans. Ibrahim rekent op de achting, welke hij onder het volk in Turkije meent te hebben. De overwinning maakte hem stout en onverschrokken. Hij verbeeldt zich, zijn noodlot in handen te hebben, en zoekt slechts de gelegenheid, om zich te doen gelden. Ook toont hij veel belangstelling in de zaken van Griekenland. Daarover sprekende, gaf hij onder anderen mij te kennen, dat, naar zijne gedachten, Koning otto wel binnen een jaar vermoord zou zijn.Ga naar voetnoot(*) |
|