Onverdraagzaamheid omtrent separatisten.
In het Zwitsersche Kanton Waadland, alwaar de Hervormde Godsdienst wordt beleden, werden sedert geruimen tijd lieden gevonden, welke van de algemeene Kerk zich afzonderden, en hunne eigene zamenkomsten in de woning van dezen of genen onder hunnen aanhang hielden. Reeds den 20 Mei 1824 vaardigde de Regering een streng bevelschrift tegen de zoogenaamde Momiërs uit, ten gevolge waarvan wel eens harde en onbillijke behandelingen plaats hadden. Onder meer anderen wordt één geval verhaald, dat ten bewijze strekt, hoe ligt de burgerlijke Overheid aanleiding tot iets kwaads kan geven, wanneer zij onvoorzigtig met hare bevelen zich mengt in zaken van Godsdienst en geweten. Zeker Vrederegter had vernomen, dat in een bijzonder huis godsdienstige zamenkomsten gehouden werden. Hij begreep, de vergadering te moeten storen en de Wet van 20 Mei 1824 toepassen. Met dit oogmerk trad hij de woning binnen. Zoodra het gezelschap hem bemerkte, zocht ieder een goed heenkomen. Slechts één man bleef zitten. De ambtenaar vroeg hem, wat hij daar deed. In plaats van te antwoorden, haalde die persoon een' roman van walter scott uit den zak, en liet denzelven zien. De Vrederegter sprak: ‘Dat laat ik gelden; doch zoo het een Bijbel geweest ware, zoudt gij met mij te doen gehad hebben.’ Een roman beveiligde dus voor regterlijke vervolging, waaraan het toonen eens Bijbels zou blootgesteld hebben!