Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 497]
| |||||||||||||||||
verscheidene dagen in zee, en doorliepen 2470 Engelsche mijlen in 269 uren en 4 minuten, dat is 9 Eng. mijlen (bijna 2 Pruissische mijlen) in het uur, of 13½ voeten in de seconde; derhalve nog eens zoo snel als de stoombooten op den Rhijn, maar op verre na zoo snel niet als de stoomwagen the Sampson, welke 4 2/7 Pruiss. mijlen in het uur liep. Wij hebben boven gezien, dat de genoemde Rhijn-stoombooten in 4 jaren 689 reizen van 40 mijlen deden, 't welk in het geheel 27560 Pruiss. mijlen uitmaakt. Er werden in de 4 jaren in het geheel 147725 personen en 449121 centenaars aan goederen getransporteerd. De gezamenlijke opbrengst van alles bedroeg 598509 rthlr. Niettegenstaande den algemeenen handelstilstand, werden er in 1830 door de stoomvaart alleen uit Holland 184616 centenaars aan goederen naar Keulen gebragt, 't welk door eene ingevoerde vermindering van den vrachtprijs van de Hollandsche havens naar Keulen à f 13:- per last (of 40 centenaars) waarschijnlijk nog vermeerderen zal. Tot de gezegde reizen van 27560 mijlen en transport van 449121 centenaars aan goederen en 147725 personen werden er in 4 jaren 22191180 steenkolen gebruikt, welke 100869 rthlr. hebben gekost. Men berekent hiernaar, dat, om 1 centenaar 1 mijl ver te transporteren, er nagenoeg 2½ steenkolen gebruikt zijn geworden, waarbij het transport der personen niet medegerekend is. Het transport der goederen kost op deze vaart nagenoeg ⅔ silbergr. of 8 pfenn. per centenaar en per mijl; terwijl de tegenwoordige vracht te land 1 silbergr. 4 ds. per centenaar en per mijl bedraagt. De gezamenlijke onkosten dezer stoombooten bedroegen in de 4 jaren ruim 281072 rthlr.De balans van 1830 gaf eene winst van ruim 56221 rthlr., die tot reservekas werd aangelegd, welke daardoor uit 118603 rthlr. bestond. Het geheele active vermogen van de Maatschappij bedroeg, na aftrek der schulden, ruim 392866 rthlr.; en wanneer hiervan de 1174 actiën met 234800 rthlr. afgetrokken worden, zoo blijft er een zuiver overschot van ruim 158066 rthlr., waarbij evenwel eene verminderde waarde der stoombooten van 140000 rthlr. moet worden in aanmerking genomen. - De Maatschappij heeft de stoomboot Prinz Friedrich, welke niet zeer snel voer, en 89320 rthlr. gekost had, voor f 60000 verkocht aan de Nederlandsche Stoombootmaatschappij, en de bij john cockerill gebouwde ligtere stoomboot, die Prinzessin Marianne, aangekocht. | |||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||
De gewone scheepvaart op den Rhijn heeft door de stoomvaart niet geleden, maar zelfs door vermeerdering van vertier langs den Rhijn gewonnen. Door den ijzeren weg echter zou dezelve merkelijk kunnen verliezen, dewijl de kosten der vracht billijker zullen zijn. Door den aanleg van den ijzeren weg tusschen Liverpool en Manchester heeft de kanaalvaart aldaar veel verloren, en de ijzeren weg zou dus ook voor de scheepvaart op den Rhijn nadeelig worden. De Nederlandsche Stoombootmaatschappij onderhoudt eene geregelde stoomvaart tusschen Amsterdam en Keulen en tusschen Rotterdam en Londen, 't welk voordeelig op den middel- en boven-Rhijn werkt. In Holland is de stoomvaart algemeen zeer goed ingerigt en ook bij de Marine ingevoerd. De Pruissische Rhijnlandsche Stoombootmaatschappij te Keulen heeft de beide stoombooten van de boven-Rhijnsche Maatschappij aangekocht en alles dienaangaande overgenomen. Deze Maatschappij kan zeer ter navolging worden aangeprezen. Er bestaat een voorloopig ontwerp, om naar den tusschen Amsterdam en Keulen ontworpen' ijzeren weg eenen zijtak aan te leggen van Rotterdam over Gouda, Montfoort en Utrecht naar Soestdijk, die op 2 millioenen guldens kosten van daarstelling, f 223000 jaarlijksche inkomsten en f 20000 uitgaven berekend wordt. - Buitendien zijn er nog twee zijtakken geprojecteerd van den hoofdweg naar de koolmijnen aan de Roer, en naar de kalkgroeven bij Ratingen, waarvan er één ongeveer f 200000 kosten zal. - De geheele aanleg van Amsterdam en Rotterdam tot Keulen met de zijtakken zou ongeveer 11½ millioen guldens kosten, of
In Holland, waar alles, wat den handel, de scheepvaart, den landbouw, de nijverheid en kunsten kan bevorderen, door de Regering en door het algemeen wordt aangemoedigd, heeft de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haar- | |||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||
lem in het jaar 1832 eene vraag uitgeschreven omtrent den aanleg van ijzeren wegen in de Nederlanden, welke vóór 1 Jan. 1834 beantwoord moest worden. Intusschen is, vóór de openlijke verschijning van een antwoord, het ontwerp van een' ijzeren weg van Amsterdam en Rotterdam naar Keulen in de laatste maanden van 1833 bekend geworden, waardoor een gedeelte van deze prijsvraag als van zelve opgehelderd werd, dat namelijk een ijzeren weg in deze rigting voor Holland nuttig en wenschelijk zoude zijn. De aanzienlijke handelstand van de voornaamste handelsteden van Holland, Amsterdam en Rotterdam, zal wel de noodige kapitalen er voor weten daar te stellen, zoodat er dan alleen het technische vraagstuk overblijft. De ijzeren weg, van Antwerpen naar Keulen ontworpen, is op 15½ millioen franken begroot, en zoude omtrent 500000 franken per mijl kosten.Ga naar voetnoot(*) Volgens de Haarlemmer en Keulsche Couranten van 19 Dec. 1833, zou de aanleg van dezen weg in Keulen, bij bijzondere personen, eene toereikende ondersteuning vinden. - Behalve dezen, zijn er nog andere wegen van Antwerpen en Ostende af ontworpen, die over Charleroi naar het binnenste van Frankrijk zouden loopen, waar zij zich met den, van Havre of Calais en andere punten der kust aan het kanaal, naar Straatsburg geprojecteerden ijzeren weg vereenigen. Volgens den Franschen Architect moreau, waren er tot heden toe slechts twee ijzeren wegen in Frankrijk, namelijk een van St. Etienne naar Lyon, en een van daar naar Andrézieux. Hij zegt, dat men zich reeds in 1831 bezig hield met het ontwerp van een' ijzeren weg van Parijs naar Orleans en Tours sur Loire en de Middellandsche Zee, en met een' anderen van Parijs naar Pontoise, welke nog voortgezet zal worden. - In de vergaderingen der Fransche Gedeputeerden in 1833 zijn er soortgelijke ontwerpen van ijzeren wegen van Parijs naar Calais, Boulogne, Straatsburg, Brussel enz. ter sprake gebragt. De Heer moreau verwacht van de daarstelling dezer ontwerpen een groot nut voor zijn vaderland. | |||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||
Volgens den Heer henze, heeft men in Rusland mede groote ijzeren wegen ontworpen; zoodat men ook daar met den tijd zoodanige verbindingen tusschen de Oostzee en de Zwarte Zee, van Petersburg over Moscou naar Odessa en naar andere grenzen, voor waarschijnlijk kan houden. Een ijzeren weg van Petersburg over Moscou naar Odessa zou ongeveer 270 mijlen lang worden, en door een' stoomwagen, die dagelijks in 10 tot 12 uren slechts 30 mijlen, of 2 graden breedte, het oponthoud daarbij gerekend, aflegde, met eene vracht van ongeveer 3000 centenaars doorloopen kunnen worden. Dezelve zou, tegen 75000 Pr. thaler per mijl gerekend, in 't geheel 20½ millioen Pr. thaler kosten. Een ijzeren weg tusschen Petersburg en Amsterdam zou ongeveer 300 Duitsche mijlen lang, en door een' stoomwagen in omtrent 10 dagen doorloopen kunnen worden. Deze weg zou omtrent 22 millioen Pr. thaler kosten. Het is dan bij zulke groote geldsommen wel doelmatig en noodig, om spaarzamere en verbeterde middelen voor deze soort van wegen te zoeken; want, volgens de voorgaande berekeningen, zou een ijzeren weg ten minste driemaal zoo veel kosten als een gewone straatweg van klinkersteenen, zoo als die in Holland gebruikelijk zijn. § 3. Uit de voorgaande voorbeelden blijkt genoegzaam, hoe vele Staten van het Europesche vasteland ijzeren wegen trachten aan te leggen, om de rivieren en kusten te verbinden, en het handelsverkeer sneller en gemakkelijker te maken. Naar de hierboven aangevoerde grootsche plannen te oordeelen, zal het dan ook niet te verwonderen zijn, wanneer het aanleggen van ijzeren wegen op ons vasteland meer en meer toeneme, en dat in het Noordelijke Duitschland ook eenmaal de ijzeren weg van Keulen over Pruissisch Minden, en voorts over Hannover, Brunswijk, Maagdenburg, Berlijn, Frankfort aan den Oder, Thorn, Koningsbergen en Memel geleid, en daardoor eene binnenlandsche gemeenschap van den Rhijn met de Wezer, Elbe, Oder en Weichsel, en met vele havens van de Noord- en Oostzee, tot stand gebragt worde. Even min zou men zich eens in Zuid-Duitschland kunnen verwonderen over een' ijzeren weg, van den Rhijn omstreeks Manheim, of bij Frankfort aan den Main, beginnende, en | |||||||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||||||
loopende over Munchen naar Linz en Weenen, waardoor de Rhijn met den Donau en de Zwarte Zee verbonden werd. De binnenlandsche dwarsverbindingen tusschen de voorname ijzeren wegen van het noordelijke en zuidelijke Duitschland zouden dan ook waarschijnlijk, als gevolgen van den aanleg der beide hoofdrigtingen, ontstaan.
(Het vervolg hierna.) |
|