| |
Zonderlinge lotgevallen eener prinses uit het huis van Brunswijk.
Te Brussel woonde, omstreeks het jaar 1760, in de grootste afzondering, eene bejaarde Dame, Mevrouw d'aubant genoemd. Hare voornaamste bezigheden bestonden in het waarnemen van de Godsdienst, en in het uitoefenen van eene uitgebreide weidadigheid jegens de armen uit hare buurt, die haar als hunne weldoenster beschouwden. Eenige jaren had zij reeds doorgebragt met het betrachten dezer pligten, zonder bij de grooten en aanzienlijken opgemerkt te worden, en schijnbaar zonder eenige betrekkingen van bloedverwanten of vrienden te hebben. En echter was niemand in de stad van hooger afkomst, noch door een aanzienlijk huwelijk tot schoonere verwachtingen geregtigd; niemand der ingezetenen had waarschijnlijk zulk eene groote afwisseling van voor- en tegenspoed gesmaakt, of zulk eene ongeloofelijke, ja romaneske verandering van fortuin ondervonden.
Lodewijk rudolf, Hertog van Brunswijk Wolfenbuttel, huwde met christina louisa, Vorstin van Oettingen, welke hem drie dochters baarde. De oudste, eliza- | |
| |
beth christina, trad in den echt met karel VI, Keizer van Duitschland, en leidde in de naauwgezette etiquette van het Oostenrijksche hof een onopgemerkt, weinigbeteekenend plantenleven. Zeer verschillend hiervan was het lot harer jongste zuster, Prinses charlotta louisa, (de tweede dochter, antoinetta amelia, huwde met ferdinand albert, Hertog van Brunswijk Bevern) schoon ook zij bestemd was, om aan een Keizerlijk huis verbonden te worden. Den 25 October 1711 werd zij de gade van alexis petrowitz, Grootvorst van Rusland en oudste zoon van Czaar peter den grooten. De huwelijksplegtigheid werd voltrokken te Torgau, in Duitschland. De jongeling was tweeëntwintig jaren oud, van een woest karakter, dat door zijne gewone buitensporigheden en uitspattingen nog woester en ontembaarder was geworden. Men zegt ook, dat hij van zijne ongelukkige vrouw den geweldigsten afkeer had, ja niet minder dan driemaal pogingen aanwendde, om haar te vergiftigen; doch door spoedige hulp ontkwam de Vorstin telkens het gevaar. De barbaarsche echtgenoot ging echter voort haar te mishandelen; en er was niemand aan het Russische hof toen aanwezig, die des Prinsen onbeschoftheid konde beteugelen, dewijl peter en katharina op eene buitenlandsche reis afwezig waren.
Eens eindelijk, toen de Prinses in de achtste maand harer zwangerschap was, viel de echtgenoot haar met grooter woede aan dan ooit, wierp haar ter aarde, mishandelde haar deerlijk, en liet haar badende in bloed achter. Zonder zich te verwaardigen eenig verder onderzoek aangaande zijn rampzalig slagtoffer te doen, vertrok hij dadelijk naar een zijner landverblijven. Het gevolg dezer gewelddadigheid was eene ontijdige verlossing, waarvan hare dienaars besloten gebruik te maken, om haar voor altijd uit de handen des onwaardigen gemaals te bevrijden. Men zond hem eenen koerier met het berigt van den dood der Prinses. De Grootvorst vaardigde dadelijk een bevel uit, om haar terstond en zoo eenvoudig mogelijk bij te zetten, daar hij door spoed en geheimhouding hoopte voor te komen, dat het publiek zijne handelwijze omtrent haar vernam. De begrafenis had dien ten gevolge op die wijze plaats; doch in de doodkist was slechts een houten blok. Ondertusschen, terwijl alle Europesche hoven rouwgewaad droegen over haren vermeenden dood, ontsnapte de Prinses uit het paleis, dat haar tot gewoon verblijf diende.
| |
| |
Aan het hof der Vorstin bevond zich toen juist de Gravin van Königsmark, eene der gewezene matressen van augustus II, Koning van Polen, aan wier bijstand en zorg de Prinses voornamelijk hare ontsnapping had te danken. De Gravin verzamelde voor haar alles, wat aan geld of juweelen in het paleis gevonden werd, gaf haar een' bejaarden, vertrouwden dienaar, die Fransch en Duitsch sprak, en eene kamenier van hare eigene bedienden mede. Aldus begeleid, nam de Prinses de reis aan naar Parijs, en bereikte die stad zonder eenig ongeval; maar uit vrees, dat men haar in deze hoofdstad zoude herkennen, nam zij het besluit, naar Amerika te vertrekken. Met dit doel begaf zij zich naar Lorient, uit welke haven de schepen der Westindische Compagnie, aan welke de Koning had toegestaan eene volkplanting naar Louisiana te zenden, gewoonlijk onder zeil gingen.
De Vorstin scheepte zich in op eene pakketboot met achthonderd andere Duitschers, die insgelijks naar de pas gevestigde volkplanting vertrokken. De getrouwe knecht, die aan boord voor haren vader doorging, en de kamenier bleven haar vergezellen. Behouden bereikte men de plaats der bestemming, waar de verschijning van de jonge en schoone vreemdelinge in zulk een woest oord geene geringe verwondering baarde. De Ridder d'aubant, een Officier van verdienste, die te voren in Petersburg was geweest, om naar eene plaats in Russische dienst te dingen, bevond zich toen ook in de kolonie, en herkende dadelijk de Prinses. Eerst konde hij het getuigenis zijner oogen ter naauwernood gelooven; doch na haar meermalen gezien, haar voorkomen, houding en gelaatstrekken naauwkeurig opgenomen te hebben, kon hij niet langer twijfelen, of de onbekende balling was dezelfde persoon, die hij vroeger in den glans van een luisterrijk hof had gezien. Hij was voorzigtig genoeg, deze ontdekking aan niemand mede te deelen; doch, daar hij een levendig belang in het lot van zulk eene doorluchtige balling stelde, trachtte hij de nadere kennis en het vertrouwen van den reeds genoemden ouden, getrouwen dienaar te verwerven.
Eindelijk gaf de oude man hem te kennen, dat hij en zijn huisgezin zich gaarne aan de oevers der Missisippi wilden nederzetten, en dat hij met dit oogmerk eene toereikende somme gelds had medegebragt: te gelijk stelde hij den Ridder
| |
| |
voor, zich met hen in deze onderneming te vereenigen. D'aubant nam dit volgaarne aan, voegde zijne fondsen bij die der vreemdelingen, en nam de besturing der gansche zaak op zich, waartoe hij ook door veelvuldige ervaring bijzonder geschikt was. Zoo was hij dagelijks in gelegenheid de Prinses te zien, allen ijver in hare dienst aan te wenden, en haar bij elke gelegenheid de eerbiedigste verknochtheid en belangstelling te toonen. Eens, dat hij zich geheel alleen met haar bevond, konde hij zich niet langer bedwingen haar zijne ontdekking mede te deelen, wierp zich voor hare voeten, en beleed, dat hij haar herkend had. Deze bekentenis veroorzaakte in het eerst bij de Prinses niet minder verbazing dan bekommering; maar toen zij op de voorzigtigheid en verknochtheid lette, die zij bij den Ridder had opgemerkt, stelde zij zich welhaast gerust. Zij vergenoegde zich echter met hem voor zijne voorkomende belangstelling te bedanken, en hem door eene plegtige belofte tot de diepste geheimhouding te verpligten.
Niet lang na deze ontmoeting bragten Europesche nieuwspapieren te Nieuw-Orleans de tijding van den val en dood des Grootvorsten alexis petrowitz. Daar de Prinses nu in Europa burgerlijk dood was, en zich in den onbekenden, maar gerusten toestand, waarin het lot haar had geworpen, zeer gelukkig bevond, verkoos zij liever in de Nieuwe Wereld te blijven, en hare betrekkingen in het andere halfrond van haar bestaan onkundig te laten. Weldra was zij ongelukkig genoeg, haren getrouwen dienaar door den dood te verliezen, die haar over de halve aarde was gevolgd. De Prinses, door droefheid overstelpt, was alsof zij haren eenigen vriend had verloren. Maar de verdubbelde vlijt en werkzaamheid van d'aubant, die de besturing harer zaken geheel op zich nam, gaf haar nieuwe krachten, om de zwarigheden door te worstelen. De eerbiedig-teedere gevoelens, door den Ridder voor haar gekoesterd, ontsnapten hare opmerkzaamheid niet: hij toch scheen alleen te leven om hare wenschen te bevorderen en te volbrengen, zelfs vóórdat zij dezelve nog geuit had; hij behandelde haar te gelijk met den aan Vorsten verschuldigden eerbied, bragt al zijn' tijd door in het zoeken naar middelen, om haar de smarten te doen vergeten, en alle vertroostingen en genoegens te verschaffen, die zulk een onbebouwd land kan opleveren. Zijne verdiensten, zijne bekwaamheden en zijn ijver maakten eindelijk, om
| |
| |
kort te gaan, zulk eenen indruk op de Prinses, dat zij hem hart en hand schonk. Zoo was dus eene Prinses, uit een der regerende huizen gesproten, de weduwe des erfgenaams van het uitgebreidste rijk der aarde, de zuster der Duitsche Keizerin, nu verbonden aan eenen Kapitein der Infanterie, in een land door Negers bevolkt, in het midden van barbaarsche volken gelegen. Het pas gehuwde paar leefde gelukkig, en worstelde tevreden door alle de moeijelijkheden en bezwaren, aan het verblijf in eene pas gevestigde volkplanting onafscheidelijk verknocht: de Prinses rekende het niet beneden zich, haren man in het arbeiden de behulpzame hand te leenen. De tijd snelde spoedig henen, en de Hemel zegende hunnen echt met eene dochter, welke Mevrouw d'aubant zelve zoogde, en hare moedertaal, het Duitsch, leerde.
Nadat eenige jaren in stil huiselijk geluk op die wijze waren voorbijgegaan, werd d'aubant door eene ongesteldheid aangetast, die heelkundige hulp vereischte. Hij verkocht zijnen eigendom in Louisiana, en ging naar Parijs, om den verlangden bijstand aldaar te verkrijgen. Mevrouw d'aubant verpleegde haren man met de grootste teederheid. Terwijl de Ridder herstelde, ging zij somwijlen met hare dochter in de tuinen der Tuileries wandelen. Terwijl zij nu eens Duitsch met haar sprak, naderde hen de Graaf van Saksen, die hetzelfde pad wandelde en door den klank zijner moedertaal getroffen werd. Hoe stond hij verbaasd, in de oudste der beide vreemdelingen de Russische Prinses te herkennen, die zoo wel hij, als de overige wereld, reeds vóór vele jaren overleden waande. Hij maakte haar zijne ontdekking bekend; doch Mevrouw d'aubant verzocht hem dringend dit geheim te houden, en verhaalde hem, op welke wijze de Gravin van Königsmark hare ontsnapping uit Petersburg had begunstigd. De Graaf van Saksen beloofde haar dit ten opzigte van bijzondere personen in het algemeen, doch gaf tevens te kennen, zich verpligt te gevoelen, hiervan aan den Koning berigt te geven. De Prinses smeekte hem, dit ten minste niet vóór het einde van drie maanden te doen. De Graaf stemde er in toe, en verzocht verlof, haar nu en dan te mogen bezoeken, hetgeen hem werd ingewilligd, onder beding van nooit dan des avonds en alleen te komen.
Ondertusschen was de Ridder d'aubant hersteld, doch vond zijn vermogen nagenoeg versmolten. Hij verzocht en verkreeg van de Fransche Oostindische Compagnie de aanstel- | |
| |
ling als Majoor op het eiland Bourbon. Ondertusschen legde de Graaf van Saksen nu en dan bezoek bij de Prinses af, en, na verloop van drie maanden, ging hij haar zeggen, dat de tijd nu daar was, om haren naam aan den Koning bekend te maken; doch, bij hare woonplaats komende, vernam hij met de grootste verbazing, dat zij met haren man en haar kind naar Bourbon was vertrokken. De Graaf begaf zich nu dadelijk naar den Koning, om hem de geheele zaak te verhalen. De Minister werd oogenblikkelijk gelast, eenen brief aan den Gouverneur van Bourbon te schrijven, met bevel om Mevrouw d'aubant met de meeste achting en oplettendheid te behandelen. Ook schreef zijne Majesteit eigenhandig eenen brief aan de Koningin van Hongarije, schoon hij juist in oorlog met haar was, en gaf haar berigt aangaande het lot harer tante. De Koningin beantwoordde dezen brief dankbaar, en zond tevens eenen anderen, om aan Mevrouw d'aubant ter hand gesteld te worden, waarin zij verzocht werd, haren man en hare dochter te verlaten en aan het hof te komen, terwijl de Koning van Frankrijk voor beiden zorg zoude dragen.
De Prinses sloeg dit aanbod eens voor altijd af, en bleef tot het jaar 1754 op Bourbon, toen zij, na verlies van echtgenoot en dochter beide, als weduwe naar Parijs terugreisde. Van daar vertrok zij naar Brussel, en bleef daar tot haren dood in hoogen ouderdom. Zij leefde van een pensioen van zestigduizend gulden, haar door het huis van Brunswijk geschonken; en hiervan besteedde zij drie vierde gedeelte in werken van liefdadigheid en welwillendheid.
[Dit belangwekkend verhaal deelt Lord dover mede op gezag van den Heer bossu, den Franschen reiziger in Noord-Amerika, wiens reizen in Louisiana zeer bekend en geacht zijn, en die in de provincie zelve met de omstandigheden van deze gebeurtenis bekend was geworden.] |
|