Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDoctor Jenner.
| |
[pagina 471]
| |
zigt der Heeren ludlow, toenmaals beroemde Geneesheeren te Sodbury; en, na gepaste inleiding in de voorbereidende deelen der wetenschap, werd hij huisleerling bij den vermaarden john hunter. Bij zijne terugkomst te Berkeley besloot hij, de praktijk te beginnen in zijne geboorteplaats, vervolgde daar zijne ontleed- en natuurkundige onderzoekingen, en legde een Museum aan van Natuurlijke Historie en vergelijkende Ontleedkunde. Bij zijn graf te vermelden, dat hij de uitvinder was der Koepokinenting, is genoegzaam, om hem, bij voortduring, aan volgende eeuwen te wijden, als den grootsten bevorderaar der ligchamelijke belangen des menschdoms, die ooit bij zijne of eenige andere natie bestond. Geene vroegere ontdekking in het geneeskundige kan in regtstreeksch nut bij deze halen. In al de vier werelddeelen, waar dezelve verspreid werd, heeft zij onberekenbaar heil aangebragt, zoo wel tot behoud van menschenlevens, als ter voorkoming van lijden en misvorming. In onze (de Britsche) Oost en West, en over het geheele vasteland van Amerika, werd de Kinderziekte algemeen beteugeld en aanmerkelijk verminderd. Bij de Europesche volken van Rusland, Frankrijk, Pruissen, Oostenrijk, Zweden en Holland zijn de Kinderpokken, betrekkelijk gesproken, zeldzaam geworden; ja bij sommige derzelven, met name Pruissen en Zweden, volkomen uitgeroeid. De snelst en sterkst om zich heen grijpende epidemie van Kinderziekte werd op ééns als 't ware ontwapend door het vermogen der Koepokinenting. In Grootbrittanje en Ierland getuigen de sterflijsten, de opgaven van Gasthuizen, Hospitalen en van bijzondere personen, eenparig zeer groote vermindering der gevallen van Kinderziekte. Zoo er immer een man bestond, die aanspraak mogt maken op den naam van Naturalist en Physiologist, 't was Dr. jenner. De Natuur had hem toegerust met genie, scherpzinnigheid, lust, ijver en volharding in de beoefening van Natuurlijke Historie, Physiologie en Pa- | |
[pagina 472]
| |
thologie, en zijne nasporingen waren bondig en zamenhangend. In vroegeren leeftijd werd hij bestemd tot de studie der Heelkunde. In den aanvang derzelve genoot hij niet alleen den omgang met een aantal vermaarde mannen, maar vond zich vereerd met de bijzondere vriendschap en bescherming van wijlen Mr. j. hunter, die, bewust van 's leerlings buitengemeene talenten, hem in alles zijnen veelvermogenden bijstand aanbood. Maar Dr. jenner gaf de voorkeur aan het vast verblijf in zijne geboorteplaats Berkeley, waar hij niet slechts grooten plaatselijken roem, maar, door zijne openbaar gemaakte waarnemingen en ontdekkingen, hooge achting verwierf bij de beroemdste wijsgeeren en geneeskundige Hoogleeraren. Na eenige minbelangrijke mededeelingen aan de Koninklijke Societeit te Londen, (van welke hij reeds vroeg lid werd) schonk hij haar eene volledige Natuurlijke Historie van den Koekoek, wiens leefwijze en gewoonten tot duslange onbekend waren gebleven. De ongemeene scherpzinnig- en juistheid van waarneming, in dit geschrift uitblinkende, deed zijnen naam in de geleerde wereld stijgen; gelijk mede zijne ontdekking van de innerlijke ziekelijke gesteldheid van het hart, welke de angina pectoris ten gevolge heeft, tot dusverre onbekend, of althans slechts op gissingen steunende. Na een lang en volijverig onderzoek der ziekte, Koepokken genaamd, (eene zeer gewone kwaal bij de koeijen in Gloucestershire en eenige andere Graafschappen, welke, volgens overoud bescheid, geacht werd, hun, die haar door het melken kregen, algeheele vrijwaring van de Kinderpokken, hetzij natuurlijke of ingeënte, te verschaffen) besloot Dr. jenner, deze daadzaak op den toets der proefneming te stellen, en entte diensvolgens, in 1797, eenige jonge voorwerpen in met stoffe, van koeijen genomen. Door de ontwijfelbaarste uitkomsten werd Dr. jenner, in 1798, gedrongen ter gemeenmaking derzelven. Dat hij zulks deed met al de eenvoudigheid des wijsgeers zoo wel, als met al de be- | |
[pagina 473]
| |
langeloosheid des menschenvriends, wordt algemeen erkend en gewaardeerd. Hadde hij deze onschatbare weldaad gehuld in het kleed van een empirisch geheim, onberekenbare geldelijke winst ware hem voorzeker ten deel gevallen; maar 's mans zuivere en milde gevoelens verwierpen, ja verfoeiden dusdanige baatberekening, ofschoon zijne inkomsten, de gelden, hem door het Parlement verstrekt, daaronder begrepen, zeer middelmatig waren, in aanmerking genomen zijne uitgebreide werkzaamheden, zijne briefwisseling met gansch Engeland niet alleen, maar met al de vier werelddeelen, alsmede zijn bestendig verblijf te Londen, ter bevordering en besturing der Koepokinenting. De vaste grondslag, op welken die inenting thans rust, laat geen' redelijken grond van twijfel over aan derzelver vermogen, om het menschdom te bevrijden van een ligchamelijk kwaad van den grootsten en ontzettendsten aard; voor welken zegen de nakomelingschap aan jenner eerst den verschuldigden tol van erkentelijkheid ten volle zal betalen. Eene ongemeene oorspronkelijkheid van gedachten was 's mans kenschetsende hoedanigheid. Hem scheen als 't ware aangeboren, wat bij anderen het gevolg is van de meest gezette studie. Zijne denkbeelden schenen uit hemzelven, niet van elders bestaan te erlangen. Een oogopslag, als 't ware, deed hem besluiten vormen, welke bij anderen een langdurig nadenken vorderen. In de Ziektekunde van mensch en dier, in de vergelijkende Ontleedkunde, in de Aardkunde deden zich eensklaps daadzaken aan hem voor, en vormde hij zich, in zijn onderwerp vernuftig doordringende, theoriën, welke den langzamen gang zelfs van meer geleerde mannen als beschaamden. Waren 's mans geestvermogens buitengewoon, de eigenschappen, welke dezelve vergezelden, waren inderdaad niet min gelukkig. Hij paarde eene bijzondere minzaamheid van gemoed aan het diepste gevoel, eene zeldzame eenvoudigheid aan een ongemeen rijk vernuft. | |
[pagina 474]
| |
In de hoogste onderscheiding en verkeering, welke zijne ontdekking hem verschaften, bleef de oorspronkelijke stempel zijns karakters onvervalscht. Voor de grootste Vorsten van Europa, die, in Engeland zich bevindende, zijne bekendschap verlangden, verscheen hij, geheel als Dokter jenner van Berkeley, zonder eenige aanmatiging of bevangenheid. Ten aanzien van andere zedelijke karaktertrekken, waren goedwilligheid, vriendschap, menschlievendheid en mildheid zijne kenmerkende hoedanigheden; en geene scherpheid werd ooit in hem opgemerkt, ten zij onzedelijkheid of onregtvaardigheid zijne verontwaardiging wekte. In het godsdienstige was hij even verre verwijderd van laauwheid als van geestdrijverije. Kort vóór zijnen dood zeide hij nog tot een' vertrouwd' vriend: ‘dat het hem niet bevreemdde, dat het volk ondankbaar omtrent hem zich betoonde wegens zijne ontdekking; maar het baarde hem smart en verwondering tevens, dat het ondankbaar was omtrent god voor de weldaad, tot welker gemeenmaking hij als het geringe werktuig had mogen dienen.’ Jenner overleed in den morgen van Zondag 26 Januarij 1823, na een zeer kortstondig ziekbedde. Zijne stoffelijke overblijfsels werden bijgezet in het koor van de kerk der gemeente van Berkeley. |
|