| |
| |
| |
Mengelwerk.
Vergelijking tusschen Alexander den MacedoniËr en Karel den Grooten.
(Door den Schrijver der Vergelijking tusschen hannibal en marlborough.)
Wanneer een veroveraar niets dan veroveraar is, wanneer hij slechts weet te verwoesten, te moorden en steden in puin te doen zinken, wanneer hij zich slechts omverwerpen, niet wederopbouwen ten doel heeft gesteld, zoo rust welverdiende verachting en smaad op zijne gedachtenis; en de brennussen, de alariks, de attila's, de gengissen, de bajazets zijn namen, het zij vergeten, (behalve bij den opzettelijken Geschiedonderzoeker) het zij met het brandmerk der schande geteekend. Maar anders wordt het geval, wanneer de veroveraar zijne zonde, tegen het Menschdom gepleegd, door eene of andere weldaad vergoedt; wanneer hij voor de Steden, die hij vernielt, andere weder opbouwt, of de beschaving uit het eene gewest naar het andere overbrengt, gelijk de beruchte tamerlan uit Perzië en Klein-Azië naar Samarkand; of eindelijk (en dit is het hoogste) zijnen invloed over 't algemeen doet strekken tot bevordering van beschaving, wetenschappen en kunsten. Hoe vele misdaden ook het Romeinsche Volk gepleegd heeft, om de heerschappij over de wereld te erlangen; nadat die eenmaal gewonnen was, kan men niet ontkennen, dat Romes invloed naderhand, onder augustus, trajanus en de antonijnen, voor den vrede en de welvaart der wereld voordeelig geweest is. Het onmetelijke Russische Rijk is door onregtvaardigheid op onregtvaardigheid, verovering op verovering groot geworden; maar het heeft zeer veel bijgedragen, om aan zuidoostelijk Europa, (de Krim, de landen aan den Dnieper en Dniester enz.) te voren woeste of
| |
| |
door zwervende Horden bewoonde gewesten, de weldaden der beschaving en van den landbouw te doen genieten. Maar ongelukkig, wanneer die veroveraars op zichzelve staan; wanneer zij, als voorbijgaande luchtverschijnsels, als bliksemstralen, tevens in vlam zetten en verlichten, terwijl na hun spoedig verdwijnen naauwelijks een spoor hunner ontwerpen en verrigtingen overblijft. Dus zien wij ook twee dier schitterende verhevelingen in de oude en nieuwere Geschiedenis, mannen, wier naam aan niemand onbekend is, die eenige aanspraak maakt op beschaving, die Wereldmonarchijen stichtten en nieuwe tijdperken voor de staat- en letterkundige Geschiedenis beide deden geboren worden, maar wier plannen zeer kort na hunnen dood te gader met hunne Rijken onder zwakke of snoode opvolgers te niet gingen. Wij bedoelen alexander en karel den Grooten.
In beider lotgevallen zijn treffende blijken van overeenkomst. Zonen van ondernemende mannen en stichters van aanzienlijke Rijken, (philippus en pipijn de Korte) schenen zij te kunnen volstaan met het handhaven van den vaderlijken roem. Doch hiermede waren zij geen van beiden tevreden; zij breidden hun gezag veel verder uit; alexander over de landen tusschen den Archipel en den Donau, over het geheele door hem veroverde Perzische Rijk en over Noordelijk Indostan tot den Ganges; - karel over zuidelijk Frankrijk aan gene zijde der Loire, over Italië, van de Alpen tot Napels, over Spanje tot den Ebro, over Duitschland tot aan gene zijde de Elve, en diep in Hongarije tot aan de Theiss; landen, zekerlijk niet in uitgebreidheid met alexander's veroveringen te vergelijken, maar ook door geheel andere Volken, dan de verwijfde Perzen of zwakke Indianen, bewoond, - door de krijgshaftige Saksers, de stoute Lombarden, de woeste Avaren, de veroverende Sarracenen. Het was voorts beiden niet genoeg, de landen te veroveren; zij wilden die ook tot een geheel vormen. Alexander nam tot dat einde zelf de kleeding en gewoonten der Perzen, (thans
| |
| |
het meerendeel zijner onderdanen) in weerwil zijner Macedoniërs, aan, om daardoor de eersten te winnen, (van de laatsten meende hij zeker te zijn) en alsdan langzamerhand een Wereldrijk te stichten, waar, door wederzijdsche toegevendheid, Grieksche beschaving met Aziatische pracht, Babylonische nijverheid en Phenicische handelgeest zouden ineengesmolten zijn. Hij vierde zelfs in het laatst van zijn leven een feest, waarin Grieksche Wigchelaars en Perzische Magiërs uit éénen beker moesten drinken, als een zinnebeeld van verbroedering. - Ook karel wilde zijn Rijk tot een geheel vormen, maar langs een' geheel anderen weg. Hij meende zulks door het Christendom (naar zijne begrippen) en door de eenheid der Kerk onder een geestelijk, gelijk van den Staat onder een tijdelijk Opperhoofd te bereiken. Tot dat einde moesten de Heidensche Volken, die hij onder zijn gezag vereenigde, Saksers, Friezen en anderen, de Christelijke Godsdienst aannemen. Hoe verschillend van alexander's toegevendheid ten aanzien der overwonnelingen! De hardheid, ja wreedheid, daarbij gepleegd, (hoezeer dan ook door herhaalden afval der Saksers en verwoesting van Christenkerken veroorzaakt) kunnen niet worden verontschuldigd, en steken zeer ongunstig bij alexander's verdraagzaamheid af. Maar de aanbiddelijke Voorzienigheid heeft deze verkeerdheid der menschen tot de heerlijkste einden doen uitloopen. De Noordelijke Duitschers zijn Christenen geworden, en uit hun midden werd zelfs, zeven Eeuwen na karel's dood, ten spijt der zelfde Hierarchij, die karel hier meende te vestigen, de banier van het Evangelie en der
Christelijke vrijheid opgerigt voor de Volken.
De veroveringen van karel den Grooten werden volbragt gedurende drieëndertig jaren; die van alexander, van zoo veel grootere uitgebreidheid, in twaalf. Doch men moet hier de gedurig herhaalde opstanden der overwonnene Volken, vooral der Saksers, in aanmerking nemen, die, terstond na het vertrek van karel uit hun land, afvielen. - Alexander
| |
| |
is niet zoo beroemd om den ongewonen spoed zijner bewegingen als de Frankische Vorst, die, met eene snelheid, welke men sedert vooral in napoleon bewonderd heeft, van Spanje naar Duitschland, van Duitschland naar Italië vloog. Beiden hadden voor 't overige de gaaf, zich bij hunne troepen te doen beminnen, en uitnemende Veldheeren te vormen. Maar karel droeg zorg, dezelve niet zoo magtig te laten worden, dat zij later zijn kroost uit de Regering konden verdringen en zijn Rijk onderling deelen. De spoedige ondergang van karel's Rijk had andere oorzaken, - een zwakke opvolger, en de kanker der landverdeeling onder de Vorstenzonen.
Karel was niet alleen Veroveraar; hij was ook Wetgever. Behalve de wetten der onderscheidene Volken van zijne heerschappij, die hij deed verzamelen, in orde schikken en voor de vergetelheid bewaren, gaf hij ook eigene wetten, de Capitularia voor zijne geheele heerschappij. Dezen roem heeft alexander nimmer gezocht. De Macedonische staatsregeling was eene door gewoonte, niet door geschrevene wetten (zoo het schijnt) beperkte Alleenheersching. Alexander, wiens spoedige overwinningen hem het hoofd deden duizelen, wilde zich voor den Zoon van jupiter hebben aangezien; hij deed zich daartoe door de in Egypte zoo vereerde Godspraak van ammon verklaren, en schijnt daarmede tevens eene onbepaalde Monarchij te hebben willen stichten, waartoe de Perzen zeer genegen waren. Dit ontwerp leed echter gedeeltelijk schipbreuk op den mannelijken tegenstand der Macedoniërs. Karel riep getrouwelijk zijn Volk op ten jaarlijkschen landdage op het Meiveld (dezen tijd veranderde hij slechts, in plaats van het Maartveld, om dan tevens ten oorlog uit te trekken). Hij liet ook aan de overwonnene Volken hunne eigene wetten, en verklaarde die voor vrij, onder denzelfden Monarch, en met gelijke regten als de Franken. Van het denkbeeld, zich eene bovenmenschelijke waardigheid aan te matigen, verwijderde hem zeer verre zijn diep
| |
| |
godsdienstig gevoel als Christen; maar hij liet het toe, dat zijn Vriend, de sluwe Paus leo, hem op Kersdag 800 de Keizerskroon op het hoofd zette, om zoo doende zich als den persoon voor te stellen, die, als Hoofd der Christenheid, de Keizers kon aanstellen. Van meer duurzaamheid was deze meer bescheiden titel van karel, dan de vermetele en lasterlijke aanmatiging van alexander: de laatste verdween bij zijn leven; de eerste duurde nog over de duizend jaren voort. En toch was het een noodlottige titel, die den daarmede gekroonden in de magt des Pausen en der Geestelijkheid bragt.
Voor de letterkundige beschaving deed alexander zeer veel. Als leerling van den beroemden aristoteles, stelde hij veel prijs op de wetenschap. Hij stelde wel duizend jagers, vogelvangers, visschers en andere personen ter beschikking van dezen zijnen leermeester, en schonk hem 800 talenten, of omtrent anderhalf millioen van ons geld, om de voorwerpen van zijn groote werk over de Natuurlijke Historie te leeren kennen. De starrekundige waarnemingen sedert eene reeks van Eeuwen, te Babylon gevonden, die hij liet afschrijven en aan aristoteles zenden, verblijdden hem meer, dan alle de schatten dier wereldstad. Hij was zoo naijverig op de van zijnen leermeester verkregene kundigheden, dat hij wenschte sommige uitsluitend te bezitten. De gedichten van homerus beminde hij uitermate, en voerde de uitgave der Ilias, door aristoteles bezorgd, in een kostbaar kistje op alle zijne togten met zich. Hij was de vriend en hoogschatter van den grooten schilder apelles, en wilde alleen door den eersten beeldhouwer van zijnen tijd, lysippus, in steen worden gebeiteld. Ook is door zijnen invloed Grieksche kunst en wetenschap, vooral in de door hem gebouwde steden, tot diep in Azië en in Afrika doorgedrongen; en voor de Aardrijkskunde dagteekent van dien tijd af een nieuw tijdperk. - Karel's verdiensten omtrent de wetenschap moeten, om billijk te zijn, niet naar het standpunt der Eeuw van aristote- | |
| |
les, maar naar dat der Eeuw van alcuïn worden beoordeeld. In zijn' Vader pipijn vond karel ook geenen kunst en wetenschap lievenden philippus. En toch was hij, uit eigene innerlijke aandrift, met onverzadelijken dorst vervuld naar kennis en wetenschap. Hij zelf was in zijne opvoeding zoo verwaarloosd, dat hij zelfs geen schrijven geleerd had. Dit zocht hij in zijnen ouderdom te verbeteren: hij beriep de geleerdste mannen van zijnen tijd, onder anderen alcuïn, aan zijn Hof, benoemde den kenner der zuivere Latijnsche taal, eginhard, tot zijnen Geheimschrijver, en stichtte eene soort van Akademie, waaraan hij zelf, onder den naam van david, deel nam. Hij liet overal in de kloosters scholen aanleggen, om de Latijnsche taal en de beginselen der letteren te onderwijzen. Met edele onpartijdigheid deelde hij hier lof uit naar verdiensten, geenszins naar den rang der leerlingen. Ook zijne Duitsche moedertaal verzuimde hij niet; hij begon daarvan eene spraakkunst op te stellen of te doen stellen; hij gaf inlandsche namen aan de maanden en winden, en deed zelfs oude krijgsliederen in de Duitsche tale verzamelen. Op rekenkunde, redeneerkunde en redekunst, alsmede op de starrekunde, leide hij zich, volgens eginhard, met alle vlijt toe. Onder alle wetenschappen ging hem, naar de zeden van dien tijd, de Godgeleerdheid het meeste ter harte, en in de Kerkvergadering te Frankfort verklaarde hij zich ten ijverigste tegen de, destijds in volle kracht herlevende, beeldendienst. Wanneer men dus in dit opzigt de beide Vorsten vergelijkt, zoo toonen zich in alexander's tijd wel veel grootere vorderingen; maar wanneer men daarbij in aanmerking neemt, hoe hoog kunsten en wetenschappen
reeds vóór hem in de Eeuw van zeuxis, praxiteles, plato en demosthenes stonden, en hoe zij vóór karel in het Westen bijkans uitgestorven waren, zoo komt, onzes inziens, aan den laatstgenoemden, om de hoogte, waarop hij haar bragt, nog meer lof toe, dan aan alexander.
Keeren wij nu tot de eigenlijke Regentenpligten terug,
| |
| |
zoo zijn beide Vorsten geenszins van onnoodige Oorlogen vrij te pleiten. Die tegen Perzië was zekerlijk eene erfelijke veete der Grieken, en de Perzen hadden door kuiperijen tegen philippus wel aanleiding tot den oorlog gegeven; maar door de aanneming der voorslagen van darius, die den overwinnaar in de twee eerste veldslagen het geheele land tot den Euphraat toe aanbood, zou alexander den eerlijksten en zelfs roemrijksten vrede hebben kunnen verkrijgen: nu moest hij niet alleen het geheele Perzische Rijk vernielen, maar daarbij ook Scythië, Sogdiana en Indië bij zijn reusachtig gebied voegen, tot dat zijne troepen hem de gehoorzaamheid opzeiden, toen hij naar den Ganges wilde voorttrekken. - Karel de Groote kon den oorlog tegen de Saksers even bezwaarlijk vermijden als alexander dien tegen de Perzen; maar hij had denzelven mede niet tot dat uiterste behoeven te drijven, waardoor zoo vele ongewapende Saksers van het leven (eens 4500 te gelijk) en velen van hun Vaderland werden beroofd. Ook de oorlogen tegen de Longobarden, (alleen ondernomen om den Paus te believen) die tegen Spanje, de Slavoniërs, Beijeren en de Avaren waren niet stellig noodzakelijk; en de laatste was toch zoo verschrikkelijk, dat daarin, volgens het getuigenis van karel's eigen' Geschiedschrijver eginhard, Hongarije of Pannonië volkomen van inwoners ontbloot werd, en van den Rijkszetel der Avaren zelfs geen spoor meer overig bleef. In
dezen oorlog werd zware buit gemaakt, en men mag wel denken, dat de hebzucht aan denzelven heeft deel gehad. De laatste oorlog van karel tegen de Deenen of Noormannen was verdedigend, en waarschijnlijk een gevolg der opruijingen van de derwaarts gevlugte Saksers.
Roemzucht was dus eene gewigtige drijfveer der beide Helden, - roemzucht, verlangen naar krijgseer, dat helsche spook, hetwelk in alle tijden zoo veel menschenbloed heeft doen stroomen, en zelfs de edelste Vorsten, zelfs eenen trajanus en joseph II bezield
| |
| |
heeft! Alexander was verder (doch eerst later) tot dronkenschap, karel tot overmaat van seksenliefde genegen, getuige zijne talrijke bijzitten en onechte kinderen. Van andere hartstogten waren beide Vorsten aan opvliegendheid en gramschap onderhevig, doch alexander veel meer dan karel, getuige de moord zijner beste en getrouwste vrienden, van klitus, parmenio, philotas, en naderhand van den wijsgeer kallisthenes. Ook staat tegen de verwoesting van Hongarije en de wreedheden van karel in Saksen alexander's verwoesting van Tyrus, Gaza en Persepolis over, het laatste een gevolg zijner dronkenschap. Doch beiden hebben die vernielingen door opgebouwde steden of burgten als 't ware weder goedgemaakt. Alexander gaf aan zeer vele door hem gebouwde steden zijnen naam, waaronder echter het Egyptische Alexandrië den eersten rang bekleedt; eene stichting, die de geleerdheid, kunst en smaak van Griekenland met die van het Oosten als in één brandpunt vereenigd heeft. Zelfs tot op de uiterste grenzen van Sogdiana en in Indië werden steden gebouwd; waarbij men zich echter niet ontveinzen moet, dat vele niet meer dan verplaatsingen van inwoners waren, gelijk toen karel de Groote eenige duizende Saksische huisgezinnen naar elders deed verhuizen. Voorts heeft karel Aken zeer veel vergroot en tot eenen waardigen koningszetel gemaakt, waar hij een prachtig paleis stichtte, en kasteelen of paleizen gebouwd te Nijmegen (het beginsel van de welvaart dier stad), te Ingelheim bij
Mentz en vele andere kasteelen en bisschopszetels, die beginselen geworden zijn van aanzienlijke steden in Duitschland. Overal deed hij de kusten door wachtposten tegen zeeroovers bezetten. Had alexander het groote ontwerp opgevat, om te Babylon den hoofdzetel des wereldhandels te vestigen, en de scheepvaart van den Euphraat en Tigris daartoe op te ruimen, karel had het oogmerk, om den Rhijn met den Donau, door
| |
| |
middel van den Main en de Altmühl, te vereenigen, en daardoor den handel tusschen het Westen en het Oosten van Europa, ja met Konstantinopel, gemakkelijk te maken. Doch beiden worden door den dood in deze ontwerpen gestuit.
Om echter beiden, als Helden en Regenten, naar waarde te schatten, moet men steeds in het oog houden, dat karel's Regering zesenveertig, die van alexander niet meer dan twaalf jaren geduurd heeft. De laatste was terug van zijne veroveringen, en zou misschien het overschot van een leven, dat hij slechts tot het tweeëndertigste jaar mogt brengen, aan de ineensmelting en de welvaart der door hem beheerschte Natiën toegewijd hebben. Dit is niet geschied, maar - alleen door zijne eigene schuld. De man, die zoo vele anderen had overwonnen, kon het zichzelven niet doen. Door drift, toomeloozen wellust en vooral ongebondenheid weggesleept, haalde hij zich door misbruik der tafelvreugde te Babylon de ziekte op den hals, die een einde aan zijn leven maakte. - Karel, matig in het genot van spijs en drank, bragt zijne jaren tot eenen-zeventig. Hij bleef ook in andere opzigten aan zichzelven gelijk, een voortreffelijk Regent, die den staf des gebieds in vaste handen klemde, zonder daarvan ten aanzien zijner onderdanen, die hem en zijne Godsdienst getrouw bleven, misbruik te maken.
Zoo wij eindelijk over beiden de slotsom zullen opmaken, komt het ons voor, dat de Regering en daden van alexander meer schitterend, die van karel meer hecht (solide) waren; dat alexander volkomen verdraagzaam was, wanneer men slechts hem als den Zoon des allerhoogsten Gods erkende; terwijl karel, zeer verre van zich eenigzins boven den rang der stervelingen te willen verheffen, integendeel voor zijne Godsdienst eenen ijver zonder verstand betoonde, dien men mag laken, maar toch, wat het beginsel betreft, verre boven de egoïstische verdraagzaamheid van den zich noemenden Zoon van jupiter moet plaatsen. In den
| |
| |
beginne betoonde alexander, die zich zorgvuldig van alle Oostersche weelde onthield en de vrouw en dochter van darius met uitstekende achting behandelde, zich meer zelfoverwinnaar dan karel, die de dochter van zijnen vijand desiderius, Koning der Longobarden, na het huwelijk van één jaar verstiet; doch naderhand bleef hij veel meer verwinnaar der zinnelijkheid (het stuk der vrouwen uitgezonderd) en bereikte daardoor een' vrij hoogen ouderdom, terwijl alexander zijn' eigen' dood verhaastte. Eindelijk: alexander heeft, door geene beschikking over de opvolging te willen maken, de burgeroorlogen in zijn Rijk zelf veroorzaakt; karel's ongeluk was het, dat hij zijne bekwaamste Zonen verloor, en het Rijk aan den zwaksten en minst geschikten, lodewijk, die alleen was overgebleven, moest achterlaten. |
|