Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 430]
| |
Uittreksels uit het dagboek van Lodewijk XVI.Had lodewijk XVI in een rustig tijdperk zijne dagen mogen doorbrengen, hij zoude kroon en troon levenslang behouden hebben en door zijne onderdanen bemind zijn geworden. Doch hij geraakte in moeijelijke omstandigheden, waaruit hij zich niet wist te redden. Aan een bedorven Hof opgevoed zijnde, werd hij de opvolger van eenen Koning, die verstands genoeg had, maar veelal ligtzinnig leefde en aan menigvuldige buitensporigheden zich overgaf. Lodewijk XVI werd door zijne betere neigingen bewaard voor het zedebederf, dat hij van zijne vroegste jeugd af steeds voor oogen had gehad. Van de karaktertrekken zijns voorgangers was hem alleen zekere achteloosheid eigen. De man had goede hoedanigheden. Zijne leefwijze bleef die eens eenvoudigen Edelmans van onberispelijke zeden; maar als Koning stond hij geenszins op de hoogte van zijnen tijd, en wist de wezenlijke behoeften van zijn volk niet te vervullen. Had hij tijdig eene betere staatsregeling toegestaan en getrouwelijk gehandhaafd, welligt ware het menschdom bewaard gebleven voor de gruwelen, welke de Fransche Omwenteling na zich sleepte. Lodewijk, die zijnen tijd niet kende, werd miskend door vijanden, terwijl hem vrienden niet altijd ten beste rieden. Onregtvaardige regters veroordeelden hem, en hij viel als een onschuldig slagtoffer, dat onstuimig gevorderd werd door de losgelatene woede der driften. Deze Vorst, als mensch onberispelijk in gedrag, maar ook als zoodanig, en hoe veel meer dan als Koning, een nietsbeduidend wezen, was gewoon, elken avond zijne verrigtingen van den dag en datgene, wat bijzonder zijne opmerkzaamheid trok, aan te teekenen met eene zorg, die van jammerlijke kleingeestigheid getuigt. De mededeeling van eenige bijzonderheden uit dit Dagboek, dat thans bij de Koninklijke archiven te Parijs bewaard wordt, zal den Lezer in staat stellen, om den ongelukkigen vervaardiger beter te leeren kennen, dan zijne regters en verdedigers hem destijds kenden. Het dagboek is door lodewijk XVI met eigene hand geschreven. Het begint met den 1sten Januarij 1766, en wordt van dag tot dag, zonder een' eenigen over te slaan, | |
[pagina 431]
| |
voortgezet tot den 31sten Julij 1792, dus tot tien dagen vóór den 10den Augustus, vóór zijne afzetting, vóór zijne wegvoering naar den kerker, welken hij den 21sten Januarij 1793 verliet, om het schavot te beklimmen. Men behoeft slechts de aanteekeningen van eene enkele maand te lezen, om over den inhoud van het geheele dagboek, dat niet dan onbeduidende herhalingen bevat, te oordeelen. Uit het nog rustige tijdperk zijner regering nemen wij het volgende over: Januarij 1785. - Zondag, 1. Ceremonie der Orde van den H. Geest. Vesper. Grand Couvert. Maandag, 2. Kerkdienst der Ridders van de H. Geest-Orde. Promenade door Clatigny en over de Butte de Picardie. Dingsdag, 3. Vesper. Woensdag, 4. Jagt op klein wild te Pissaloup; geschoten 219 stuks. Eerste tooneelvertooning in de nieuwe zaal. Aftrek van porselein. Donderdag, 5. Niets. Het eerste bal. Vrijdag, 6. Vesper. Dooiweêr. Zaturdag, 7. Niets. Zondag, 8. Vesper. Maandag, 9. Jagt bij la Croix de Noailles; drie (herten) gevangen. Dingsdag, 10. Niets. Woensdag, 11. Jagt op klein wild te Santaury; 214 stuks geveld. Bal. Donderdag, 12. Niets. Bad. Vrijdag, 13. Hertenjagt bij la Muette, drie gevangen. Zaturdag, 14. Jagt op klein wild; 171 stuks geveld. Zondag, 15. Vesper. Bad. Maandag, 16. Niets. Bad. Dingsdag, 17. Hertenjagt in de LogesGa naar voetnoot(*); een gevangen. Woensdag, 18. Niets. Vorst. Bal. Donderdag, 19. Jagt op klein wild; 334 stuks geveld. Vrijdag, 20. Wandeling in het park te Meudon. Zaturdag, 21. Niets. Dooiweêr. Zondag, 22. Vesper. Maandag, 23. Hertenjagt in de Loges; drie gevangen. Dingsdag, 24. Jagt op klein wild te Chèvreloup; 215 stuks geveld. | |
[pagina 432]
| |
Woensdag, 25. Niets. Bal. Donderdag, 26. Hertenjagt in de Loges; twee gevangen. Vrijdag, 27. Niets. Zaturdag, 28. Jagt in de vlakte van Chambourey; 246 stuks geveld. Zondag, 29. Vesper. Maandag, 30. Hertenjagt in de Loges; twee geschoten. Dingsdag, 31. Niets. Audientie der Ambassadrice van Zweden. Om de beteekenis van het woord Niets, hetwelk het geheele dagboek door zoo dikwerf herhaald wordt, wèl te vatten, neme men in aanmerking, dat hetzelve nergens gevonden wordt op dagen, wanneer de Koning op de jagt was. Zoo leest men b.v.: Niets. Audientie. - Niets. Eerste bal; doch nergens staat: Niets. Jagt. - Niets. Eén gevangen. Hieruit blijkt, dat lodewijk XVI groot belang in het jagen stelde. Het dagboek wordt op gelijke wijze vervolgd. Men vindt alleen twee uitzonderingen, alwaar de Koning van zijne gewone kortheid afwijkt, en vrij uitvoerige aanteekeningen, tot zelfs in kleine bijzonderheden, maakt aangaande de geboorte zijner twee kinderen, de Hertogin van angoulême en lodewijk XVII, op den 19den December 1778 en den 22sten October 1781, maar welke, als waren het bulletins, veeleer die van eenen koel waarnemenden arts of hoveling, dan van eenen vader schijnen, ja waarin zelfs geen zweem van gevoel te vinden is. Wij gaan thans over tot het jaar 1789, en geven een brokstuk uit het dagboek voor de maand Julij: Donderdag, 9. Deputatie der Standen. Vrijdag, 10. Niets. Antwoord aan de Deputatie der Standen. Zaturdag, 11. Niets. Vertrek van den Heer necker. Zondag, 12. Vesper. Vertrek der Heeren montmorency, st. priest en la luzerne. Maandag, 13. Niets. Dingsdag, 14. Niets. Woensdag, 15. Zitting in de zaal der Standen. Te voet naar huis gegaan, enz. enz.
Dingsdag, 28. Niets. Het ongunstige weder belette mij uit te gaan. | |
[pagina 433]
| |
Woensdag, 29. Niets. Terugkomst van den Heer necker. Donderdag, 30. Niets. Vrijdag, 31. De regen verhinderde mij uit te gaan. Hier wordt de boven gemaakte aanmerking bevestigd, dat de Koning Niets aanteekende op die dagen, waarop hij niet ter jagt was geweest, van hoe ernstigen aard anders ook de gebeurtenissen zijn mogten, die er destijds voorvielen. Bij den 14den staat Niets; alsof toen de Bastille niet bestormd werd, en derzelver val het Koningschap niet op deszelfs grondslagen deed schudden! Men moet zich verwonderen, wanneer men zijne aanteekeningen op den 5 en 6den October 1789 leest - op die verschrikkelijke dagen, toen hij met de zijnen van Versailles naar Parijs werd gevoerd door een woedend gepeupel! Hij schrijft eenvoudig: Maandag, 5. Voor de poort van Chatillon jagt op klein wild, 81 stuks geveld; door omstandigheden belemmerd, heen en terug gereden. Dingsdag, 6. Afreize naar Parijs, ten hals een. Bezoek op het stadhuis. Dien nacht gegeten en geslapen in de Tuileriën. Ook uit de maand Junij 1791 deelen wij iets mede, waaruit men met verwondering ontwaart, hoe kalm, of moeten wij zeggen hoe stomp van geest de Koning te midden van een woelend en oproerig volk bleef. Ofschoon toen zijne vlugt uit Parijs, de reis naar Varennes en de terugreis naar de gistende hoofdstad plaats had, hield hij nogtans zijne aanteekeningen in denzelfden geest, als blijkt uit het volgende: Vrijdag, 17. Niets. Zaturdag, 18. Na half tien gereden in het bosch van Boulogne. Zondag, 19. Vesper. Maandag, 20. Niets. Dingsdag, 21. Vertrek van Parijs te middernacht. Aangekomen en aangehouden te Varennes, ten 11 ure des avonds. Woensdag, 22. Vertrek van Varennes tusschen 5 en 6 ure des morgens. Ontbijt gebruikt te St. Ménehould. Aangekomen te Châlons ten 10 ure. Aldaar gegeten en geslapen in het voormalig Intendants-huis. Donderdag, 23. Te half twaalf werd de mis afgebroken, om het vertrek te bespoedigen. Ontbijt te Châlons. Des middags gegeten te Epernay. Aan de haven te Brinson de Kommissarissen der Assemblêe aangetroffen. Te Dormans ge- | |
[pagina 434]
| |
komen ten 11 ure. Des nachts gegeten; drie uren in een' leuningstoel geslapen. Vrijdag, 24. Vertrek van Dormans ten half acht. Des middags gegeten te La Ferté-sous-Jouarre. Ten 10 ure te Meaux aangekomen. Des nachts gegeten en geslapen in het Bisschoppelijk paleis. Zaturdag, 25. Afgereisd van Meaux ten half zeven. Aangekomen te Parijs ten acht ure, zonder ons op te houden. Zondag, 26. Niets. De mis in de galerij. Zamenkomst met de Kommissarissen der Assemblée. Maandag, 27. Niets. Dingsdag, 28. Niets. Wei gedronken. Woensdag, 29. Idem. Donderdag, 30. Idem. De maand Julij 1791 heeft een algemeen opschrift: Nagenoeg niets deze geheele maand door; de mis in de galerij. - Slechts op drie dagen staan bijzonderheden aangeteekend, welke wij mededeelen, omdat in deze maand de krijgswet werd afgekondigd, en bloedige tooneelen te Parijs plaats hadden. Donderdag, 11. Medicijnen moeten gebruiken. Woensdag, 17. Voorval op het veld van Mars. Donderdag, 18. Medicijnen ten zes ure; met de wei opgehouden. De twee laatste maanden van het dagboek zijn Junij en Julij 1792. Dezelve moeten te meer belangstelling wekken, daar tien dagen daarna de Koning met zijn gezin gevangen werd genomen. Uit de aanteekeningen blijkt niet, dat lodewijk iets kwaads vermoed hebbe. Toen het hem niet meer vergund was Parijs te verlaten, om zich aan zijn geliefd vermaak over te geven, schreef hij nog veel meer, dan gewoonlijk, het woord Niets in zijn dagboek. Junij 1792. - Vrijdag, 1. Niets. Zaturdag, 2. Niets. Zondag, 3. Vesper. Maandag, 4. Niets. Dingsdag, 5. Niets. Woensdag, 6. Niets. Donderdag, 7. De mis gehoord, als gewoonlijk. Vesper. De processie is in het paleis gekomen; ik ben er niet bij geweest. Vrijdag, 8. Niets. Zaturdag, 9. Wandeling in den tuin. Ten negen ure den Zegen. Vertrek van den Heer de bats. Zondag, 10. Vesper en Zegen. Maandag, 11. Niets. Zegen. Dingsdag, 12. Niets. Zegen. Woensdag, 13. Niets. De Heeren roland, clavier en | |
[pagina 435]
| |
servan weggezonden. Donderdag, 14. Vesper. Vrijdag, 15. Wandeling in den tuin ten negen ure. Zaturdag, 16. Niets. Afscheid aan den Heer dumouriez gegeven. De Heeren chambonas en lajard benoemd. Zondag, 17. Vesper. Benoeming van den Heer de montciel. Maandag, 18. Niets. Benoeming van den Heer de beaulieu. Dingsdag, 19. Wandeling in den tuin ten negen ure. Woensdag, 20. Voorval in de Tuileriën. Donderdag, 21, Vrijdag, 22, Zaturdag, 23. Niets. Zondag, 24. Revue van het zesde Legioen in de Champs Elisées. Ten elf ure Vesper en Zegen. Maandag, 25. Na de mis wandeling met mijnen zoon in den tuin, om de Nationale Garde te zien. Dingsdags, 26, en Woensdag, 27. Niets. Donderdag, 28. Niets. Komst van den Heer delafayette. Vrijdag, 29. Vesper. In de Champs Elisées zou de Revue over het tweede Legioen plaats hebben. Zaturdag, 30. Niets. Julij 1792. Zondag, 1. Vesper. Terugkomst en voortreffelijk gedrag van den Heer de bats, wien ik de 512.... schuldig ben. Maandag, 2, Dingsdag, 3, Woensdag, 4, Donderdag, 5, en Vrijdag, 6. Niets. Zaturdag, 7. Wandeling in den tuin kwartier vóór negen. Zitting in de Nationale Vergadering ten half drie. Te voet heen en terug gegaan. Zondag, 8. Vesper. Maandag, 9, Dingsdag, 10, Woensdag, 11, Donderdag, 12, en Vrijdag, 13. Niets. Zaturdag, 14. Federatie in het veld van Mars. Heengegaan ten half elf; het afleggen van den eed ten vijf ure. Teruggekomen en des nachts gegeten. Zondag, 15. Vesper. Maandag, 16, Dingsdag, 17, Woensdag, 18, en Donderdag, 19. Niets. Vrijdag, 20. Niets. De eed afgelegd door de Heeren bouchage en champion. Zaturdag, 21. Niets. Een onverwacht alarm des namiddags. Zondag, 22. Vesper. Maandag, 23. Wandeling in den tuin ten half negen. Dingsdag, 24, Woensdag, 25, en Donderdag, 26. Niets. Vrijdag, 27. Niets. Den ganschen dag op mijne hoede. Zaturdag, 28. Niets. Zondag, 29. Vesper. Maandag, 30, en Dingsdag, 31. Niets. Zoo verre loopen de aanteekeningen van het dagboek. - In 1775 nam lodewijk XVI de gewoonte aan, jaarlijks een overzigt van het gebruik, dat hij van zijnen tijd gemaakt had, op papier te brengen. Hij zette dit geregeld voort tot aan het einde van 1791. Hij telde op, hoe vele malen in een jaar hij uitgegaan - hetgeen bij hem gewoon- | |
[pagina 436]
| |
lijk beteekent: op de jagt gegaan - was, telkens met opgave der plaats, hoe vele jagten op herten en hoe vele op wilde zwijnen enz. er hadden plaats gehad, hoe dikwijls en waar hij buiten des middags en des avonds gegeten, hoe vele dagen hij op reis - dat wil zeggen, hoe vele nachten hij buiten Parijs of Versailles, en waar hij die doorgebragt had. Zoo staan op het jaar 1775 als slotsom opgeteekend 72 hertenjagten, 14 zwijnenjagten, 27 reejagten, 4 hourailleriën, of jagten met kleine honden, 58 jagten met schietgeweer. Hij had 3 kleine en 1 grooten pleiziertoer gedaan, en 21 maal op de jagt des middags, 13 maal des avonds gegeten. - Ook hield hij naauwkeurige aanteekening van alle zijne uitgaven, tot in kleinigheden. Zoo vindt men b.v.: Voor een horlogieglas 12 sous. Aan testard, voor briefport, 9 sous. Voor een vel papier 4 sous. Aan l'epinay, voor mij verschoten, 4 sous 3 deniers, enz. Eene fout in het rekenen kon hem bijna wanhopig doen worden Hij noteerde zelfs de bijzondere geldspeciën. Hij maakte voorts aan het einde van elke maand op, hoe veel gelds hij in den loop derzelve had gewonnen of verloren. Op het einde van October 1779 staat: In het spel verloren 59,394 livres. Gewoonlijk bleef echter winst of verlies beneden de 1000 en meestal beneden de 500 francs. Bovendien speelde hij in de loterij, maar niet hoog, ofschoon hij dikwerf won. De grootste en bij herhaling meest voorkomende sommen zijn die, welke de Koning aan de Koningin ter hand stelde of voor hare rekening betaalde. Op den 27sten December 1776 staat: Aan de Koningin gegeven 25,000 livres, en in eene noot: Deze 25,000 livres maken den eersten termijn uit der som van 300,000 livres, welke ik beloofd heb binnen zes jaren met de rente van het kapitaal aan boehmer te betalen voor oorhangers, die de Koningin voor 348,000 livres gekocht en waarop zij reeds 48,000 livres betaald heeft. Op den 18den Februarij 1777 vindt men deze aanteekening: Voor de Koningin, in mindering op de 162,000 livres, die zij voor diamanten armgespen schuldig is, 24,000 livres betaald. Boehmer was de hofjuwelier, dezelfde, die later de zoo beruchte collier leverde.
Malesherbes en deseze verdedigden met veel welsprekendheid den gevangen Koning. Hadden zij, in plaatse daarvan, zijn dagboek voorgelegd aan zijne regters en aan | |
[pagina 437]
| |
het volk, waarop zij zich beroepen wilden, misschien ware die geregtelijke moord voorgekomen. Lodewijk XVI was geen slecht mensch; maar dat hij weinig geschiktheid had, om te regeren, blijkt ten duidelijkste uit zijne eigenhandige aanteekeningen. Ongelukkig een volk, wanneer het geboorteregt eenen Vorst op den troon plaatst, die zijn grootste vermaak in de jagt vindt, en verder zoo veel tijds met beuzelingen doorbrengt! |
|