Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijUittreksel uit eenige berigten en aanteekeningen over ijzeren wegen, enz.(Vervolg van bl. 193.)
Omtrent de verbinding van de Eems met de Lippe on den Rhijn zie men No. 14 van den Rheinisch Westphälischen Anzeiger van 18 Febr. en No. 16 van 25 Febr. 1829, alsmede een geschrift van den Schrijver dezes, getiteld: Der Rhein, die Lippe und Ems und deren künftige Verbindung, in 1822 te Hamburg uitgegeven. Een ijzeren weg, van de stad Rheina over Munster naar Hamm loopende, zou ongeveer 10 Pruiss. mijlen lang zijn, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en, tegen 75000 Pr. rijksd. per mijl gerekend, 750,000 Pr. rijksd. kosten. Deze weg zou door een' stoomwagen met 75 tot 100 lasten in 3 uren tijds afgelegd worden. In het Noordwestelijke Duitschland zijn ontwerpen tot ijzeren wegen voorgeslagen, waaraan zich die van vreemde Staten kunnen aansluiten. In het jaar 1832 vormde zich eene Maatschappij voor ijzeren wegen te Pruissisch Minden, ten einde een' ijzeren weg aan te leggen van de Wezer tot de Lippe, van Minden naar Lippstadt, en van daar naar Keulen tot aan den Rhijn. Deze weg zou van Minden, over Rheme, Herford en Bilefeld, naar Lippstadt, en van daar door Westfalen over Elberfeld naar Keulen gaan, gelijk de mededeeling, op last van genoemde Maatschappij te Minden uitgegeven, nader aanwijstGa naar voetnoot(*). Deze ijzeren weg van Minden naar Keulen wordt ongeveer 32 Pruissische postmijlen (van 2000 Rhijnl. roeden) lang, en in zijn geheel op ongeveer 2½ millioen Pr. daalders geschat. Deze 32 postmijlen kunnen door een' stoomwagen in 10 à 12 uren worden afgelegd; zoodat, bij eene behoorlijke inrigting, eene achtereenvolgende reeks van wagens, met 3 tot 4000 centenaars beladen, in een' dag tijds den togt kunnen doen, en des anderen daags met een' gelijken last terugkeeren. De gewone vrachtwagens hebben tegenwoordig 6 tot 7 dagen van Minden tot Keulen noodig, en de centenaar kost 1 tot 1½ Pr. daalder voor transport, terwijl dit integendeel op den ijzeren weg in het vervolg slechts 16 silbergroschen kosten zal, wanneer er jaarlijks 700,000 centenaars getransporteerd worden, en gevolgelijk van ⅓ tot ½ van de tegenwoordige vracht, en 6 tot 7 maal zoo snel. Wanneer er echter jaarlijks 100,000 centenaars getransporteerd worden, dan kost de geheele vracht slechts 13 silbergr. 8 pfenn. per centenaar en 5 pf. per mijl.Ga naar voetnoot(†) | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan dezen Rhijnsch-Westfaalschen ijzeren weg tusschen de Wezer en den Rhijn sluit zich te Keulen de Pruissisch-Nederlandsche weg aan, dat is die, welke van Amsterdam en Rotterdam naar Keulen ontworpen is, zoo als zulks in het Amsterdamsche Handelsblad van 12 Dec. 1833 enz. nader aangewezen en behandeld wordt. De ijzeren weg van Amsterdam naar Keulen zal ongeveer 240,000 Nederl. ellen lang, en omtrent ¼ korter zijn dan de tegenwoordige weg te water. De rigting wordt opgegeven te zullen gaan van Amsterdam over Muiden, Naarden, Soestdijk, Amersfoord en Ede naar Arnhem, en van daar naar Westervoort, met eene hangende brug over den IJssel; voorts langs den IJssel bezijden Wertherbrück en Hannikeln ¼ uur boven Wezel over de Lippe, door middel eener hangende brug; verder bij Dienslaken met eene gelijksoortige brug over de Roer, en van daar bezijden Duisburg tot aan Dusseldorp, alwaar dezelve zich met den van Elberfeld naar Dusseldorp ontworpen' ijzeren weg vereenigen zal; en van dit punt af zal de weg op Benrath, Rheindorf, Mulheim en Deutz naar Keulen gaan. De kosten tot den aanleg van dezen weg worden op 9 millioen guldens berekend. Dezelve zal slechts met twee sporen en uitwijkingsplaatsen worden aangelegd. De kosten zouden door eene Aktiemaatschappij gevonden worden, zoo als in Engeland en Noord-Amerika gebruikelijk is, en tegenwoordig ook in Duitschland ingevoerd wordt. Het zuivere jaarlijksche voordeel wordt in het Handelsblad geschat op f 480,000, of meer dan 5 pCt. van het kapitaal; welk overschot tot aflossing der hoofdsom zoude overblijven.Ga naar voetnoot(*) Door middel van een' stoomwagen kunnen de reizigers in 10 uren tijds, en eene reeks vrachtwagens met 3000 tot 4000 centenaars geladen in 12 uren tijds den afstand van 36 mijlen van Amsterdam naar Keulen afleggen, en den volgenden dag de 32 mijlen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Keulen tot Minden doorloopen. Deze snelheid overtreft die der stoombooten op den Rhijn. In No. 18 van het Westphalische Gewerbblat van 5 Mei 1832 vindt men eenige leerrijke aanteekeningen omtrent de Pruissische stoomscheepvaart op den Middelrhijn van 1827 tot 1830, waarvan wij hier een uittreksel zullen mededeelen. In 1827 en 1828 voeren er voor het eerst twee Pruissische stoombooten tusschen Keulen, Mainz en Holland op den Rhijn, namelijk de Friedrich Wilhelm en de Prinz Friedrich; in het volgende jaar kwam de Concordia hierbij.
De Concordia had tot eene reis van Keulen naar Coblenz, op ongeveer 10 mijlen lengte, gemiddeld 11 uren 21 minuten noodig, en van daar naar Mainz, op omtrent even zoo veel, 10 uren 49 minuten. De opvaart van 20 mijlen duurde derhalve 22 uren 10 minuten, zoodat er gemiddeld 2000 roeden Rhijnl. in een uur werden afgelegd, hetwelk wij op 1 mijl willen stellen. De snelheid van 1 mijl of 24000 voeten Rhijnl. in een uur is 6⅔ voet per seconde. De Concordia doet de vaart naar beneden van Mainz naar Keulen terug in 9 uren 40 minuten, in welken tijd zij dus 20 mijlen aflegt, of nagenoeg 2 mijlen in het uur, en derhalve met eene snelheid van 13⅓ voet per seconde. De geheele reis van 40 mijlen van Keulen naar Mainz en terug duurt derhalve 31 uren, zoodat er gemiddeld 1⅓ mijl in het uur wordt afgelegd.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De gemiddelde tijd voor de drie stoombooten is derhalve, voor de geheele reis, 34 uren 30 min., dat is nagenoeg 1⅙ mijl per uur, of ongeveer 8 voeten Rhijnl. per seconde. Vergelijkt men nu hiermede de snelheid van een' stoomwagen op een' ijzeren weg, b.v. de Sampson, die den 25 Febr. 1831 op den Liverpoolschen ijzeren weg met 3020 centenaars of 151 tonnen Engelsch, op 30 met elkander verbondene wagens, 31 Engelsche mijlen, of omtrent 6½ Pruissische postmijlen, in 2 uren 34 minuten, het oponthoud daaronder gerekend, doorliep, en dus eene snelheid had van 4 2/7 Pruissische mijlen in het uur, of 29 voeten per seconde, en per centenaar en Engelsche mijl slechts ⅓ coaks of per Pruissische mijl 1⅖ verbruikte, dan ziet men, dat zulks de snelheid der stoombooten omtrent viermalen overtreft. Op een kanaal of rivier trekt een paard gemiddeld slechts 480 centenaars voort met eene snelheid van ½ Pruissische mijl in een uur, of 5 tot 6 mijlen in een' dag. Op een' aarden weg trekken 2 paarden 20 centenaars slechts ½ mijl ver in een uur, of 5 mijlen in de 10 uren per dag. Op een' straatweg trekken 2 paarden met gelijke snelheid 40 centenaars, en dus de dubbele vracht als op aarden wegen. Op een' ijzeren weg trekt een paard, met eene snelheid van 2½ Engelsche mijlen (of omtrent ½ Pruissische mijl) in het uur, naar beneden, bij eene helling van 1/100 tot 1/1400 der lengte, en ook op een' horizontalen weg, 4 geladene wagens, te zamen van 300 centenaars, en eene lading zonder wagen van 220 centenaars voort. Opwaarts trekt hetzelfde paard omtrent 4 ledige wagens à 20 centenaars voort. Een paard kan, bij eene trekkracht van 150 en eene snelheid van 3 tot 3⅔ voeten in de seconde, (2 tot 2½ Engelsche mijlen in het uur) met afwisselende rust, dagelijks 10 uren tijds met bovengezegden last voortgaan. De snelheid van een paard op ijzeren wegen is dus nagenoeg dezelfde als op straatwegen en kanalen; het transport is echter op de ijzeren wegen 11 maal zoo groot als op de straatwegen, maar slechts half zoo groot als op kanalen. Een stoomwagen trekt op ijzeren wegen ongeveer 8 maal zijn eigen gewigt, met de achtvoudige snelheid van een paard.Volgens wiebeking, heeft de Rhijn tusschen Keulen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Mainz en Oppenheim eene snelheid van 2½, 3 tot 4½ voeten in de seconde. Derhalve is de opvaart van Keulen naar Mainz natuurlijk bezwaarlijker, dan de afvaart; zoodat er bij de laatste slechts ⅓ van den tijd gevorderd wordt, die er bij de eerste noodig is; het gemiddelde hiervan weegt evenwel het voor- en nadeel op. De boven aangehaalde snelheid van de Rhijn-stoombooten is steeds nog meer dan dubbel zoo groot als die van een' vrachtwagen op een' gelijken straatweg; en het transport met stoombooten is voorzeker, als niet van den wind afhangende, en bij voordeeligen wind dezen tevens gebruikende, op de rivieren en aan de zeekusten voordeeliger, dan het transport met zeilvaartuigen en dan dat per as.
(Het vervolg hierna.) |
|