vlakte des waters, en slingert denzelven behendig omhoog, ten einde dien bij den kop te kunnen opvangen; waardoor zij dien kan verzwelgen, zonder dat de vinnen eenigen wederstand bieden. De strot van de waterraaf heeft de eigenschap van zich aanmerkelijk te kunnen uitzetten, bijaldien eenige hinderpaal in het binnenslikken zich opdoe. De waterraaf is zeer gezellig, en, behalve in den paartijd, ontmoet men ze meest bij troepen, dikwijls ook in gezelschap van andere watervogels, die zij niet beleedigt, ten zij hare gulzigheid haar aanzet, om aan dezelve hunne prooi te ontgrissen. Van wege haren ijver en goed geluk in de vischvangst, wordt van dezelve partij getrokken in een ander element, op gelijke wijze als van die van den valk. Faber heeft zulks beschreven. ‘Wanneer men,’ zegt hij, ‘de waterraven van de plaats, waar men haar houdt opgesloten, naar de
vischwateren wil overbrengen, blinddoekt men haar, opdat zij onderweg niet schuw worden. Ter bestemde plaatse gekomen, ontdoet men haar van de kap, en, om het onderste van den hals een' lederen riem gebonden hebbende, ten einde zij den gevangen' visch niet doorzwelgen, werpen zij haar in de rivier. Zij duiken terstond onder, en vervolgen daar den visch geruimen tijd, met verwonderlijke vlugheid. Denzelven gegrepen hebbende, komen zij weêr boven, en, dien zachtelijk met de sneb drukkende, slikken zij dien door. Wanneer elk van haar, op die wijze, vijf of zes visschen binnen heeft, roepen de eigenaars haar weêr tot zich op hunne vuist, aan welke roepstem zij gereedelijk gehoor verleenen; en de een na den ander' geeft nu al den gevangen' visch terug, alleen eenigzins gekneusd door de eerste neep bij het grijpen. Het visschen gedaan zijnde, zetten zij de vogels op het boord, maken den strik om hunnen hals los, zoodat de gemeenschap met de maag hersteld wordt, en werpen hun, ten loon, een deel der prooi toe, namelijk aan elk een of twee visschen, welke zij behendig opvangen in den val.’
De vischvangst, hier door faber beschreven, is sinds lang in onbruik geraakt in Engeland, maar wordt nog heden in China uitgeoefend. De Chinesche waterraaf is donkerbruin van boven, beneden wit, met bruin gevlekt en witten hals. Le comte vermeldt deze vischvangst der Chinezen, op hunne meren, aldus: ‘De Cormorants zijn daartoe opgeleid, even als patrijshonden en valken, en één man kan