Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 308]
| |
Apollo sprak: het heilig vuur herleev'!
'k Schenk Nederland een' zanger weêr:
Voor 't reinst gevoel, voor Liefde en Vaderland
Zal hij de citer slaan!
Toen schiep hij u, en gaf u schooner lier,
Dan lang in Bato's dreven klonk.
Gij grijpt haar aan - gij zingt, en Nederland
Hangt, luist'rend, aan uw' toon.
Hoe boeit ge ons oor aan taal en melodij,
Wat wijs ge ook op uw snaren zet!
Gij slaat om strijd den forschen Bardentoon,
Of kweelt het liefdelied.
Gij zingt - hoe gloeit het heilig vrijheidsvuur!
Hoe beeft de snoode dwing'landij!
't Vliegt al ten strijd - de weeke lafheid zelfs
Grijpt naar het heldenzwaard!
Gij zingt op nieuw - hoe roert die zachte toon!
Hoe weeklaagt elk bij Roosjes dood!
De zoetste smart ontlokt aan 't maagdenoog
Den dauwdrop des gevoels.
Waarom zoo vroeg werd Neêrlands eed'le telg
Van Neêrlands boezem afgerukt?
Waarom, o Dood! verbrak uw schrikb're vuist
Zoo vroeg zijn Godenlier?...
Maar neen! o neen! - het Vaderland zonk neêr,
En werd eens vreemden dwing'lands prooi! -
Die aanblik, eed'le Bard! had u de ziel doorboord:
Ge ontweekt dien in het graf.
Maar nu - blik nu van uit der zaal'gen kring
Verheugd op 't Vaderland ter neêr:
Met majesteit heft weêr dat Vaderland
Het achtbaar hoofd omhoog!
Hier klinke uw lied, zoo lang de vrijheidsmin
In Nederlandsche boezems gloeit!
Hier klinke uw lied, zoo lang het Neêrlandsch hart
Voor 't goed een schoone klopt!
| |
[pagina 309]
| |
Dat elk, wiens hand de zilv'ren snaren roert,
Het edelst vuur, als u, doorgloei'!
Mijn Vaderland roept zijne zangers toe:
Wordt ons een Bellamy!
K.
's Hage, 1834.
|
|