Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet schijndoode kind.Ga naar voetnoot(*)Pleng, moeder! pleng uw heete tranen!
God roept uw' liev'ling af:
Uw hoop, uw vreugd, uw lust, uw leven
Zinkt in het gapend graf;
Maar zwijg en bid, - al nokt het hart,
God lenigt soms de felste smart.
Rust zacht en zalig in uw woning,
Met zorg u toebereid;
Slaap, kindje! tot den eeuw'gen morgen:
U wacht onsterf'lijkheid.
De moedertrouw vergeet u niet,
Als ze u den schoonsten lijkkrans biedt.
De teed're bloem prijkt om uw hoofdje -
Een frissche rozenkroon;
Want aan de schuldelooze dooden
Staan ook de bloemen schoon.
Nu dekt men 't kistje - goeden nacht!
Ook u bewake eene Eng'lenwacht!
Het uur is daar - de somb're mannen
Staan wachtend op hunn' last:
Pleng, moeder! pleng uw heete tranen!
De hand des doods grijpt vast!
Men voert den liev'ling uit uw oog -
Hef, arme! nu den blik omhoog!
Daar treedt men stil en langzaam verder,
Naar 't ruime lijkenhuis,
En zet er 't slapend kindje neder,
Maar niet in de enge kluis -
Neen! liefdes zorg en wijs bestier
Hoopt uit den dood nog 't leven hier!
| |
[pagina 310]
| |
Weêr treedt een lijkstoet naar de woning,
Met plegtig zwijgen, voort;
Daar, waar geen lieve lach der vreugde,
Maar rouwklagt wordt gehoord.
Men treedt den burg der dooden in;
Men brengt een' broeder bij 't gezin!
Maar, God! - te midden van de dooden,
Een vrolijk, spelend kind,
Dat met de blanke, poez'le handjes
Zich bloemenkransjes bindt,
En, in het witte, lange kleed,
De rozenblad'ren plukt en kneedt!
Het zit tevreden in zijn kistje,
En werpt de bloemen rond,
En glimlacht, als de roode blad'ren
Zich meng'len op den grond;
Of 't wendt het hoofdje hier en daar,
Als zocht het naar zijn oud'renpaar!
Men zag het, en - de mannen stonden
Versuft bij dat gezigt.
Wie heeft de zeis des doods verbroken?
God redde 't schuld'loos wicht!
En 't kindje roept hun toe: ‘Mijn moeder!’
En angstig weder: ‘Moeder, moeder!’
Juich, moeder! juich! uw leed wordt jub'len -
Geen bitt're tranen meer!
Gij vindt uw kind het graf onttogen,
Met bloemen spelend, weêr!
Aanbid Gods hand - Zijn liefde is groot;
Hier schiep Hij 't leven uit den dood!
B.T.L.W.
Rotterdam, Maart 1834.
|
|