| |
Groot cour, te Washington, bij den president der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Jackson.
Ik bleef niet in gebreke, zoodra ik te Washington aankwam, den President jackson mijne opwachting te maken. Hij zeide mij, dat hij zich sedert eenige dagen niet wel bevond; en, daar des volgenden daags eene openbare opwachting plaats had, wenschte hij heden avond vroegtijdig zich ter ruste te begeven, ten einde tot de vermoeijenissen van zulk een Cour krachten te verzamelen. Ik maakte alzoo mijn bezoek zeer kort, begaf mij des anderen daags mede derwaarts, en vond de
| |
| |
zaak belangrijk genoeg, om een kort verslag daarvan openbaar te maken.
Bij mijne intrede waren reeds twee à drie groote zalen met menschen gevuld. Nooit nog heb ik eene bijeenkomst gezien, zeldzamer en bonter zaamgesteld. Natuurlijk zag men hier Generaals, Scheepsbevelhebbers, Ambtenaren van allerlei aard, vreemde Gezanten, Leden van het Congres, enz.; maar deze allen verloren zich schier in een' zwerm van vrouwen in elken leeftijd, van vrolijke vijftienjarige meisjes tot gekromde weduwen van 70 jaren, waartusschen zich (deels uit afgelegene provinciën gekomene) Majoors in kielen, die een' zeer ongevalligen brandewijns- en tabaksgeur van zich gaven, verdrongen, en achter hen hunne vrouwen in katoenen kleedjes, met groote ringen in de ooren, haren bruingeroosten hals en nek met veelkleurige glazen paarlen omhangen. Verder eene menigte welgezetene boeren, desgelijks met vrouwen en dochteren uit alle streken hier verschenen, om hunnen President hunne opwachting te maken, en zich op het spektakel van zulk een gezelschap te vergasten. Allen kon men het duidelijk aanzien, dat zij zich hier geheel op hunne plaats achteden. Bovendien bevond zich hier, uit de steden, eene even groote menigte rijke kooplieden en kleine kramers, tappers, Advocaten en handwerkslieden van allerlei soort; ja zelfs het Janhagel scheen zijne vertegenwoordigers naar deze schitterende verzamelplaats te hebben gezonden. Wel had ik mij hier een buitengewoon mengelmoes van menschen voorgesteld, maar had toch dat, wat ik aantrof, niet kunnen droomen. Ik vertrouwde naauwelijks mijne oogen, toen ik hier menschen zag, die niet alleen met het zweet en stof van hun dagelijksch beroep bedekt waren, maar, zoo 't scheen, opzettelijk deze loffelijke blijken hunner arbeidzaamheid eene gansche week lang voor dit feest hadden opgegaard. Ik zag smids, die blijkbaar zóó van het aanbeeld kwamen; ik zag molenaars en bakkers, die aan elk, wie met hen in onvrijwillige aanraking kwam, een
| |
| |
staal van hun bedrijf overdeden: maar, wat mij onder al deze verschijnsels het meeste trof, was een groep Ieren, die aan een kanaal arbeidden. Deze lieden, die zeer aan vrijheid en gelijkheid gehecht schenen, hadden blijkbaar voorgenomen, hun voorregt op eene in het oog vallende wijze te doen gelden; immers zij waren zoo smerig mogelijk hier verschenen, en ik bemerkte klaar, dat zij er hun werk van maakten, zich tusschen de aanzienlijkste personen te dringen, en dezen, op eene onbeschofte manier, op ribbenstooten te onthalen.
Inderdaad, men kan zich niets onaangenamers verbeelden, dan zulk een gedrang! De hitte in de zalen was ondragelijk; een walgelijke reuk belette schier adem te halen. Ik deed echter mijn best, om door de menschenmassa heen te dringen. Dit was eene zware taak, die niet dan uiterst langzaam kon volbragt worden. Slechts van tijd tot tijd konde ik, rugwaarts, vooruitkomen; en zoo bevond ik mij, zonder dat ik het zelf wist, eindelijk, in de laatste zaal, bij den President.
De arme man bevond zich in een' afgematten toestand, en het kostte hem eene zigtbare spanning, de pligten van dezen dag te vervullen, welke ik voor de lastigste en onaangenaamste houde, met zijne hooge waardigheid verbonden. Die betrekking dwingt hem, met menschen te spreken, welken hij (noch zij hem) niets te zeggen heeft, en lieden de hand te drukken, bij wier aanraking, in meer dan ééne beteekenis, eenige voorzorg even noodzakelijk als wenschelijk scheen. Hij volbragt evenwel zijne pijnlijke verrigtingen op eene bevallige wijze en met een' glimlach om den mond. Met de vrouwen inzonderheid was hij zeer aardig en voorkomend; en dat mag hem dan ook wel de minste zelfverloochening gekost hebben, veelligt zelfs misschien eene aangename verpoozing geweest zijn; want, zoo ergens, hier verdient de sekse den naam van de schoone: eene fraaije tint en antieke vormen versieren vele, zoo wel van geringeren als voornamen stand.
| |
| |
Nadat ik nu van den President op eene gepaste wijze afscheid had genomen, drong ik, zoo goed en kwaad dit ging, andermaal door den bonten hoop, en was blijde, dit tooneel, eenig in zijne soort, weder te kunnen vaarwel zeggen. Ik moet hier evenwel bijvoegen, dat in beschaafde kringen te Washington niet dan met zekere verontwaardiging van dit demokratische feest gesproken wordt. En hoe kan dit ook anders zijn? Ieder welopgevoed mensch toch moet een pijnlijk gevoel ontwaren, zich door het smerigste gepeupel te laten dringen en stooten. De Regering van eenen Staat, die eigenlijk op de heerschappij des gemeens gegrondvest is, kan evenwel zulke onhebbelijke tooneelen niet weren. De President der Vereenigde Staten weet zeer wel, dat hij zich in de gunst des gemeens moet handhaven, zoo hij herkozen wil zijn. Aan de welvarende en beschaafde standen behoeft hij zich minder te bekreunen, daar deze, in vergelijking, eene onbeduidende minderheid uitmaken. In alle landen bestaat het eigenlijke volk (de massa) uit betrekkelijk armen en onkundigen; en in Noord-Amerika moet men juist dezen zoeken te winnen, wanneer men het ongeluk heeft van door staatkundige eergierigheid gekweld te worden.
Vanhier is het onmogelijk, de Hoogmogende Heeren van dezen Staat van zulk een Cour uit te sluiten. Elk, wien de lust bekruipt zich in de zaal te dringen, moet toegang verleend worden. Generaal jackson begrijpt zeer wel, dat hij de volksgunst zou verliezen, wanneer hij het ongeluk had, ook den geringsten dezer doorluchtige gasten te beleedigen. Bij schier alle Europesche volken is die klasse van ingezetenen, die aan het hoofd der staatzaken zich bevinden, de eerste, in Noord-Amerika daarentegen nemen de armsten en onwetendsten als 't ware derzelver plaats in. Rijkdom en genie moeten zich voor domheid en lompen buigen; de beschaafden en verlichten zien zich genoodzaakt, in schijn, de vooroordeelen der ruwe menigte te huldigen; ja zij moeten zelfs hun best doen, derzelver manieren, of liever onge- | |
| |
manierdheden, aan te nemen, zoo zij tot eenig gezag in den Staat willen geraken.
Over 't algemeen is mij deze dusgenaamde nieuwe Wereld, in meer dan ééne betrekking, als eene verkeerde Wereld voorgekomen: de wortels des politieken booms slingeren in de lucht; terwijl de armen en takken, op de tegennatuurlijkste wijze, den bodem doorwoelen.
Terwijl ik in deze avondbijeenkomst des Presidents mij bevond, had mijn knecht in de voorzaal op mij gewacht. Des volgenden daags vertelde hij mij een tooneel, dat mij buitengewoon en karakteristiek genoeg dunkt, om hier nog medegedeeld te worden. - De bedienden des Presidents, die ververschingen in het gezelschapsvertrek moesten brengen, hadden naauwelijks de eerste zaal bereikt, toen, in weinig oogenblikken, alles, wat zich op de schalen en borden bevond, verdwenen was. Zij moesten derhalve besluiten, weder naar het buffet terug te keeren, om zich van nieuws te voorzien; - andermaal werden zij van alles ontzet. Eindelijk, overtuigd, dat het, zonder een' buitengewonen maatregel, volstrekt ondoenlijk was, de ververschingen ter bestemde plaatse behouden over te brengen, naardien alwat eet- of drinkbaar was terstond door de woeste Republikeinen in de voorzaal verzwolgen werd, riep de kok, een Ier, al de bedienden des huizes te hulp, wapende hen met stokken, deed zich door hen omringen, en beval hun, gedurende den togt, zoo duchtig met hunne wapens in het rond te slingeren, dat der hongerige bende de lust tot plunderen verging. Dit middel gelukte; de ververschingen bereikten werkelijk, onder het geschreeuw, den schimp en het gelach dergenen, wien zij ditmaal ontsnapt waren, ten laatste hare bestemming.
Uit deze weinige trekken moge men zich eenig denkbeeld vormen van de waardige wijze, waarop deze vrije Republikeinen het vrij gekozen Opperhoofd huns verhevenen Vrijstaats vereeren! |
|