wij hier niet nader willen omschrijven, zoo wordt evenwel ontucht door het openbaar gevoelen voor eene even verachtelijke en strafwaardige misdaad gehouden, als eenige andere in het zondenregister van Newgate. Onlangs klaagde te London eene vrouw haren man, een schoorsteenveger, aan, dewijl hij haar mishandeld, dat is geslagen had. Wat zeide nu de schoorsteenveger? Ontkende hij het feit, of verontschuldigde hij zich? Neen; hij vroeg der aanklaagster, of zij zichzelve niet een' ongeoorloofden omgang met zekeren schoenlapper bewust was; en, daar dit helaas bewezen werd, wendde zich de schoorsteenveger, met eene zegepralende houding, tot den Regter, en vroeg: ‘Nu, wat zeggen Uwweledelens?’ - In Frankrijk hebben dergelijke zonden niets ergerlijks of onteerends. ‘De vrouw,’ zegt la bruyère, ‘die slechts éénen minnaar heeft, beweert, dat zij geene Coquette is; zij, die meer dan éénen heeft, zegt, dat zij slechts eene Coquette is.’ Eenen minnaar te hebben, is iets zeer gewoons, en het behoort zoo; ook neemt men doorheen geenen heftigen hartstogt te baat, om zulk eene zwakheid te verontschuldigen. Mademoiselle de l'enclos, wier wijze van zien, in derzelver volle kracht en openhartigheid, op het thans levende geslacht is overgegaan, zegt: ‘Hetgeen iemand aan eenen minnaar boeit, is niet altijd liefde, maar veelal overeenstemming in doen en laten en in smaak, gewoonte hem te zien en te spreken, behoefte om zichzelve te ontvlieden - la nécessité d'avoir quelque galanterie.’ - Galanterie, zoo heet het woord, van welks beteekenis wij, in spijt van al onze gezellige verfijning, tot dusverre ons geen regt begrip kunnen vormen. Laat mij beproeven, hetzelve te
omschrijven! Galanterie is eene soort van ligtzinnige, warme, onplatonische vriendschap, welke aan het bevallige, maar beuzelachtige karakter der Franschen bijzonder eigen is. Wezenlijke hartstogt komt daarbij niet in het spel, en vandaar zijn domme of dolle streken daarbij iets uiterst zeldzaams. Van honderd gehuwde vrouwen zou niet ééne den echtgenoot, dien zij verraadt, met den minnaar, dien zij soi-disant aanbidt, willen ruilen. - Wat de mannen betreft, valt mij hier eene anekdote te binnen. Eene Parijsche vrouw, die haren man meer haatte, dan men anders hier eenen echtgenoot haat, of die veelligt in haren minnaar meer welgevallen vond, dan anders hier het geval is, deed laatstgenoemden den voorslag, met haar door te