Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijZeldzaam geval van eenen man, dien men in de maag kan zien.De beruchte Baron von münichhausen verhaalt ergens, in zijne avontuurlijke reizen, van menschen, die een' spiegel op de borst droegen, waardoor men in het hart kon zien, en eene opening in de zijde hadden, welke naar verkiezing kon geopend, en door welke de voedsels naar binnen geschoven konden worden, zoo als men het brood in den oven schuift. 't Scheelt weinig, of een gedeelte van dit verdichtsel verwezenlijkt zich in Amerika bij eenen persoon, in de Edinburgh Review en elders als alexis st. martin bekend gemaakt. Deze persoon heeft eene opening in de linker zijde, | |
[pagina 240]
| |
door welke men tot in de maag kan zien, en dat gedeelte der spijsvertering, hetwelk in de maag plaats heeft, kan nagaan. Dit zeldzame geval is niet slechts een voorwerp voor de nieuwsgierigheid gebleven; het is voor de wetenschap belangrijk geworden, en het verdient de aandacht der natuurkundigen. In de vooronderstelling, vooral dezen, ook onder onze landgenooten, geene ondienst met eenige mededeeling daaromtrent te zullen doen, willen wij kortelijk opgeven, wat desaangaande reeds ter kennis van het publiek gekomen is. Wij vermoeden, dat de verrigting der spijsvertering door de met dezen persoon gedane proeven voor het vervolg veel licht zal ontvangen. Een jong, uit Kanada afkomstig persoon, in dienst bij de Pelterijmaatschappij in Amerika, werd in de maand Junij 1822, door het afgaan van een jagtgeweer, zoo gevaarlijk in de linker zijde gekwetst, dat niet slechts de 5de en 6de rib verbrijzeld, maar tevens een gedeelte der gekwetste long, van het verscheurde middelrif en van de doorboorde maag uit de wonde zakten. Hij kwam onder behandeling van Dr. beaumont. Het gelukte den onvermoeiden Arts, dezen lijder te behouden; maar hem geheel te genezen, dit gedoogde deze later niet, weigerende eene daartoe noodige kunstbewerking te ondergaan. Daardoor werd hij een belangrijk voorwerp der nasporende wetenschap. Met goed gevolg werden in den beginne de hevige toevallen bestreden, en later de bezwaren eener langdurige en overvloedige ettering te boven gekomen; de diepe wonde vulde zich, maar de opening der maag had zich met de tusschenribbige spieren en de huid zoo vereenigd, dat zij eerst ter genezing zoude hebben kunnen gebragt worden, wanneer zij op nieuw door de reeds gezegde kunstbewerking van deze deelen gescheiden was. Dit weigerde de lijder standvastig. Het inwendige vlies der maag vergroeide verder met de huid, en vertoonde eene opening naar buiten, als die der lippen. Deze opening was onregelmatig; zij had eenen omtrek van twee en een' halven duim, en bevond zich op eene lijn tusschen den tepel der borst (omtrent twee duimen onder denzelven) en de spina ant. ossis ilei (de voorste graat van het darmbeen). Door deze opening kon men tot 5 a 6 duim diepte in de maag zien, zoodat, wanneer zij zich uitzette, de ingang van spijs en drank door den mond (cardia) der maag duidelijk zigtbaar was. Door de pijpzwerige opening vloei- | |
[pagina 241]
| |
den zij echter ook naar buiten. In de zes eerste weken na de verwonding werd bijna alles, wat genuttigd werd, langs dezen weg ontlast. Na de genezing werd dit door een sluitend verband belet. Van lieverlede vormde het inwendig of slijmvlies der maag eene soort van klapvlies, waardoor de opening zoodanig gesloten werd, dat het verband niet meer volstrekt noodzakelijk was. - In de lente van het jaar 1823 was de lijder zoo verre gevorderd, dat hij wederom ligten arbeid kon verrigten. Met het begin van 1824 had hij zijne vroegere krachten teruggekregen. In het jaar 1825 begon Dr. beaumont proeven met dezen persoon te nemen. Die proeven schenen hem echter niet gevallig. Hij verliet heimelijk den Arts, en het duurde tot 1829, eer deze weder iets van hem hoorde. Hij was sedert gehuwd, vader geworden, en volkomen in staat, zijn onderhoud door den zwaarsten handenarbeid te verdienen. Het gebrek bestond nog zoo, als hij er den Arts mede verlaten had. Dr. beaumont haalde hem over, in zijne dienst te treden. Hij bleef verder bij hem; en nu nam deze op hem een aantal proeven over de spijsvertering, en wel bepaaldelijk van Augustus 1829 tot Maart 1831 en van November 1832 tot Maart 1833. De uitkomsten van dit op genoemde tijden onafgebroken voortgezet onderzoek worden medegedeeld in een daarover opzettelijk door Dr. beaumont uitgegeven werk.Ga naar voetnoot(*) Hetzelve draagt geheel den stempel der waarheid; alles wordt met zulk eene edele eenvoudigheid medegedeeld, dat men aan dit geschrift, zoo wel om deszelfs belangrijkheid, als om den invloed, dien het op de natuurkunde van den mensch zal uitoefenen, eene blijvende waarde voorspelt. Terwijl de lijder nu in dienst van den Heer beaumont was, at en dronk hij als ieder ander mensch; hij werd zelfs volbloedig en lijviger dan te voren. De proeven, welke de Doctor dagelijks, ja dikwijls van uur tot uur herhaalde, schenen geenen merkbaren invloed op zijnen welstand uit te oefenen. Dr. beaumont ontlastte dikwijls de genuttigde voedsels, het maagsap enz. door de opening, terwijl hij andere door eene buigzame sonde in de maag bragt; somwijlen | |
[pagina 242]
| |
zelfs bragt hij een' thermometer in dezelve, en, wat mede zeer belangrijk is, hij sloeg de maag van dezen man zoo wel gade in den gezonden toestand, als wanneer hij onpasselijk was. Tot dusverre zijn het bijzonderheden, welke meer nog door het vreemde de nieuwsgierigheid wekken, dan eene wezenlijke, wetenschappelijke belangstelling inboezemen. Indien dus dit gedeelte voor het algemeen het meest belangwekkende was, zal welligt een kort overzigt der genomene proeven den natuur- en geneeskundigen niet geheel ongevallig zijn, tot dat het werk zelve ook onder ons meer bekend worde. Wat de voedsels betreft, schijnt Dr. beaumont van gevoelen te zijn, dat de onbeschaafde, volgens de natuur levende mensch overal een voor hem gepast voedsel kan vinden; de beschaafde schijnt het gemengde plant- en dierlijk, bijzonder toebereide voedsel meer te behoeven. Bij de voeding moet zoo wel op de hoedanigheid als hoeveelheid der voedsels gelet worden. Het te veel wordt doorgaans de oorzaak van indigestie; ook schijnt de maag niet zoo vele voedsels te behoeven, als haar doorgaans aangeboden, en bij kinderen vooral tegen wil en dank er ingepropt worden. De voedingsstof schijnt overal nagenoeg op hetzelfde neder te komen, hoe verschillend de voedsels zijn, waaruit zij bereid wordt. Vleeschvoedsels schijnen ligter verteerbaar; de verteerbaarheid kan echter door vele omstandigheden gewijzigd worden; b.v. hard gekookt eiwit is hoogst moeijelijk te verteren, vloeibaar wordt spoedig door het maagsap ontbonden. Eene fijne vermaling der voedsels en eene teedere vezel zijn hoofdvereischten ter bevordering van de ontbinding der spijzen. Hoe meer punten van aaraking zij vertoonen, hoe spoediger zij van het maagsap doordrongen worden. Het doordringt nagenoeg als de warmtestof met dezelfde kracht de slappere plantenvoedsels, als de stevigere dierlijke zelfstandigheden. Uit verder genomene proeven bleken melige aardappels een goed, zoogenoemde glazige een onverteerbaar voedsel te zijn. De aldaar bekende visschen waren een verteerbaar voedsel. Zout en azijn zijn voor de maag de heilzaamste specerijen; de overige prikkelen te zeer. Sterke dranken en koffij en thee werken, om dezelfde reden, nadeelig. De dranken worden niet verteerd, maar gaan onmiddellijk in den bloedsomloop over (door imbibitio en volgens de wetten der endosmose?) | |
[pagina 243]
| |
Het gevoel van den honger zoude het gevolg zijn van eene uitzetting en spanning der vaten, welke het maagsap uitscheiden. Wanneer voedsel in de maag komt, storten of zweeten deze vaten een overvloedig maagsap uit. De dorst zoude ontstaan door het verlies van vocht uit het bloed. Wanneer de maag de behoorlijke hoeveelheid voedsels ontvangen heeft, zoo moet er een aangenaam gevoel volgen. Een gevoel van zwaarte in de maagstreek strekt ten bewijze, dat er betrekkelijk reeds te veel genuttigd is. De genietingen der verfijnde kookkunst luisteren echter zeer dikwijls niet naar de waarschuwingen van de maag. Het fijn vermalen der spijzen en het langzaam eten is noodzakelijk, ten einde elke beet van het maagsap behoorlijk doortrokken worde. De oplossende (ontbindende) kracht van het maagsap heeft meer overeenkomst met de werking van zuren op metalen, dan van het water op de zouten. Het is eene scheikundige werking, welke het maagsap op de spijzen uitoefent. De temperatuur van de maag, welke van 98-103o F. afwisselde, nam bij de spijsvertering niet bijzonder toe. Beweging van de maag heeft er gelijktijdig plaats. Zij wordt door beaumont tweeledig beschreven: active, opgewekt door de in de maag gekomene voedsels, en onderhouden, zoo lang er zich spijzen in de maag bevinden, waarmede tot 3½ uren gemoeid zijn; - de passive hangt af van de werking der spieren bij de ademhaling. Na verloop van een half uur is er dikwijls reeds eene behoorlijke hoeveelheid chym gevormd, die lichtgrijs van kleur is, welke echter door de gebruikte voedsels gewijzigd wordt. Naar mate de chym vermeerdert, worden de bewegingen van de maag (motus peristalticus) levendiger. Het maagsap vloeide somwijlen met een' straal uit de bestaande opening. Het vertoonde de volgende eigenschappen: het was een helder, eenigzins slijmachtig vocht; het smaakte als eene flaauwe ontbinding van zeezoutzuur in water; het vermengde zich gemakkelijk met water en wijngeest; het bruiste met alcaliën op; eiwit stremde spoedig door hetzelve; het ging de ontmenging van het vleesch tegen; op onzuivere, kwalijkriekende zweren gelegd, werden deze door hetzelve spoedig verbeterd; het wordt met speeksel, slijm, gal en alvleeschsap vermengd, waardoor deszelfs eigenschappen gewijzigd worden; ook wordt het daardoor ligter aan bederf | |
[pagina 244]
| |
onderhevig; zuiver, bleef het maanden lang onveranderd; het bleek bij een scheikundig onderzoek uit azijn en zeezoutzuur te bestaan; ook werd in hetzelve gevonden phosphorzuur en zoutzuur kali, magnesia, kalk en eene eigenaardige dierlijke stof, oplosbaar in koud, onoplosbaar in kokend water. Het slijmvlies van de maag, die bron van zoo veel kwaad, geruimen tijd de eenige ziektezetel der nieuwe physiologische school, was in de ledige maag onregelmatig geplooid, fluweelachtig bleekrood, met een dun, doorschijnend, kleverig slijm bedekt, dat niet zuur, maar somwijlen iets ziltig smaakte. Bij ziekelijke aandoeningen van de maag, werd zij somwijlen rood en droog; op eenen anderen tijd bleek en bleef zij vochtig, maar verdween het fluweelachtig voorkomen. Bij ziekelijke aandoeningen vond beaumont somwijlen ook gal in de maag. Het voorkomen der tong had doorgaans vele overeenkomst met de inwendige gesteldheid der maag. In zeker opzigt kan dus de tong als de spiegel der inwendige ligchamelijke veranderingen beschouwd worden. Dit zij genoeg voor geneeskundigen, om derzelver voorloopige aandacht bij dit bijzonder geval te bepalen, hetwelk, op eene ongezochte wijze en langs eenen natuurlijken weg, ons met de veranderingen der spijsvertering bekend maakt, zoo als dit welligt nog nooit plaats had. Dit onderzoek, en de mededeeling van hetzelve, kan tot gevolgtrekkingen aanleiding geven, die welligt dienstbaar kunnen worden aan eene nog naauwkeuriger kennis dier verrigting, eene der gewigtigste in de dierlijke huishouding te noemen. Door den beroemden tiedemann en gmelin is in de laatste tijden veel gedaan; desniettemin blijft er nog veel ter verdere nasporing over, en een voortgezet onderzoek, al moest het ook slechts dienen ter bevestiging van hetgeen deze ijverige geleerden met anderen reeds gedaan hebben, is mede nog noodig; want ook hier kan men niet zeggen, dat de handelingen over dit onderwerp kunnen geacht worden gesloten te zijn.
f.s.a. |
|