de jonge Dames E, F, G, H onuitputtelijk welsprekend zijn, om de nieuwste modes te beoordeelen, elkanders kleeding bescheiden af te keuren of hemelhoog te prijzen, in verbeelding al de modewinkels in- en uitloopen, en op deze wijze vreeselijk conversabel worden. Eene dergelijke belangrijke vereeniging van vrouwen is ook al een teeken des tijds, en gij zelve, die zoo geheel voor uwe kinderen leeft, zijt er mede een, maar een zeer goed teeken. Vergeef mij echter de begeerte, om mijnen laatsten brief te vervolgen. Gij zult mijn geschrijf met uwen man te zamen kunnen nalezen, en wat er u te wonderlijk, te raadselachtig in voorkomt, zal hij u wel verklaren. Is de man voor de vrouw niet de beste uitlegkunde? Maar wanneer hij soms wat al te veel glossen en aanteekeningen bij den tekst maakt, blijft de tekst.... tekst.
‘Over de teekenen des tijds, alweder!’ zegt gij; ‘heeft die indringende Beschouwer dan niets anders, wat hij beschouwen kan?’ - Voorzeker, verstandige Hilletje! en wel in de eerste plaats zichzelven; maar daar zoudt ge weinig aan hebben. Wij zijn immers allen kinderen des tijds, staan te midden der verschijnselen van onzen leeftijd als in een zeer groot Panorama, en trekken elkander verwonderd bij de mouw, zeggende: Ei, zie, zie hier! - neen, zie daar! - alweder wat nieuws! Nu is de kunst, om alles, wat wij zien, goed te zien, en een' ander, die minder goed ziet, op het regte standpunt te plaatsen, waaruit hij het bewegelijk Panorama niet slechts kan beschouwen, maar ook beoordeelen. Zoo zien wij b.v. thans zekere duistere, droevige, sombere gedaanten zich heen en weder bewegen, zich bij elkander voegen, met een bestraffend gelaat ons beschouwen, dan den dreigenden wijsvinger omhoog heffen, nu de gesloten vuist ons voor den neus houden. Wie zijn dan deze schimmen, met dat spookachtig voorkomen, met die hevige gebaren? Ik begin te gelooven, dat zij mede onder de teekenen des tijds behooren, want zij trekken de algemeene aandacht. Beschouwen wij hen van naderbij! Ziet gij dezen wel? Hij heeft daar iets, dat met groote en kleine letteren gedrukt is, in de hand. Het is een Boetpsalm. Zoodra gij hem nadert, houdt hij u het blad voor, en ziet u met een' doordringenden blik aan. Maar zie nu dezen, die voor den ingang van eene nieuw opgebouwde Stadsschool