Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHerinnering aan het vijftigjarig bestaan der Maatschappij: tot nut van 't algemeen.Ga naar voetnoot(*)Wie ook met verlichting pralen,
Holland kent en eert dien schat;
Ruimer aêmt ze in onze dalen;
Holland is haar bakermat!
Ze is hier 't voorregt niet der rijken,
Noch geleerdheids eigendom;
Neen! de tijden moesten wijken,
Toen zij slechts voor dezen glom.
Vijftig jaren zijn verstreken,
Sinds een naam hier werd genoemd,
(Naam, met eerbied uit te spreken!)
Waar geen ander land op roemt.
Hem ter eer, die heeft gesproken:
‘Daar zij licht!’ werd, op deez' grond,
Licht voor 't algemeen ontstoken,
Waar men nog in 't duister stond.
't Ging niet uit van hooge kringen,
Wat hier zoo veel zegen schiep;
Ned'righeid bleef hem omringen,
Die dat licht te voorschijn riep.
't Was geen licht, als wij zien stralen
Op den Franschen kandelaar,
Dat de hoofden brengt aan 't dwalen
En Europa in gevaar.
| |
[pagina 45]
| |
't Was geen vlam, als die, in Polen,
't Volk tot woesten opstand brengt;
Die door tweedragt doet verdolen,
Of hem, die haar voedt, verzengt.
't Was geen vuur, als dat der Grieken,
't Welk de slavernij verbant,
Maar dolzinnig de eigen wieken
In zijn' wilden gloed verbrandt.
't Was geen Duitsche toorts, wier woede
Niet dan heilloos oproer spelt,
En den Staat een geeselroede
In het jong geslacht bestelt.
Neen! verlichting, die wij eeren,
Is een zacht, weldadig licht,
Dat het hoofd niet wil beheeren,
Maar in 't hart zijn' zetel sticht.
Neen! de man, dien wij vereeren,
Kende 't mensch'lijk hart te goed,
Om een licht niet af te weren,
Dat door 't hart niet wordt gevoed.
Op de teed're jeugd te werken,
Haar te vormen met beleid,
En de kiem der deugd te sterken,
Door de Godsdienst toebereid:
Hart en hoofd vereend te leiden,
Deugd met kennis zaamgepaard,
Beide nooit vaneen te scheiden,
Was een' Nieuwenhuyzen waard'.
Dit werd grondslag van al 't goede,
Door deez' Maatschappij gewrocht;
En God-zelf nam in Zijn hoede,
Wat geen mensch-alleen vermogt.
Met en door Hem bouwt men veilig.
't Onderwijs verkreeg meer klem;
Geen vooroordeel bleef er heilig,
Maar te heiliger Gods stem.
| |
[pagina 46]
| |
Ook volwassenen in jaren,
Maar nog kind'ren in verstand,
Mogten nutte kennis gâren,
Met hunn' stand en staat verwant.
Wat werktuig'lijk werkte en leefde,
Werd tot denken opgeleid;
Wat naar zielsvered'ling streefde,
Vond de midd'len toebereid.
Wie ook van verlichting spreken,
Ons blijft ze op het naauwst verpand;
Welig bloeit ze in onze streken;
Holland is haar vaderland!
Ziet, de tijden zijn gekomen
Van beproeving voor deze aard'!
Wat ook elders werd vernomen,
Holland bleef zijn' roeping waard'!
Vaste moed- en krachtbetooning;
Zucht voor orde en wet en pligt;
Trouw voor vaderland en Koning,
Zijn hier vruchten van het licht:
Van het licht, door hem ontstoken,
Wien deze ed'le Maatschappij
't Plegtige offervuur deed rooken,
Bij haar gouden feestgetij'.
Heil dan de assche van den Stichter!
Maar, vóór alles, Hem de lof,
Die den wijzen Volksverlichter
Eens deed worden uit het stof!
j.w. ijntema.
Nov. 1834.
|
|