De Speer van Ithuriël, of Tafereelen en Schetsen op eene Reis door Noord-Nederland en naburige Gewesten, bijeenverzameld door W. Kist. II Deelen. Te Arnhem, bij I.A. Nijhoff. 1835. In gr. 8vo. 580 Bl. f 5-80.
Dit werk is eigenlijk een vervolg op hetgeen de Schrijver vroeger in hetzelfde vak heeft geleverd. Dezelfde eigenschappen, die vroeger aan den Ring van Gyges, aan den Wonderbril en aan den Egyptischen Tooverstaf werden toegeschreven, bezit thans de Speer van Ithuriël. Nu eens maakt de Schrijver, door middel van die speer, zich onzigtbaar; dan wederom noodzaakt hij de genen, welke hij ontmoet en uitvorschen wil, door hen met zijne speer aan te roeren, om aan hem hunne geheimste gedachten te openbaren. De fictie van zoodanig werktuig, het moge dan een ring, bril, staf of speer zijn, begint, door het menigvuldige gebruik, wat afgesleten te worden. Het gaat er mede als met het wassen beeld, dat op onze jaarmarkten, bij afwisseling, cartouche, schinderhannes, louvel en fieschi moet verbeelden: als men dan zelfs hoed en pruik jaarlijks niet wat verandert, bemerken de bezoekers van het wassenbeeldenspel al te ligt, dat hun, onder eenen nieuwen naam, slechts een oude kennis wordt gepresenteerd. Het verwondert ons, dat de bekwame Schrijver nu eens niet eenen anderen vorm aan zijne tafereelen en schetsen geeft. Zulk een oud Litte-