werpen aan. - Op grond van dit een en ander, bevat het derde Hoofdstuk een onderzoek, ‘wat volgens die leer moet beschouwd worden als het eigenlijke wezen des Christendoms, dat voor alle tijden geschikt en voor alle menschen behoefte is.’ Hier bewijst de Schrijver, 1. dat ‘de leer van jezus eene eigenlijke Openbaring van God,’ en 2. dat ‘het geloof aan de Goddelijkheid eener Openbaring en der leer van jezus en de Apostelen redelijk is;’ welk laatste hij in drie hoofdpunten, als voorbeelden, aantoont, namelijk in ‘de leer van God den Vader, den Zoon van God en den heiligen Geest, de verlossing door jezus' dood, en de opstanding der dooden:’ waarna hij, 3. ‘het ware wezen des Christendoms, voor alle tijden geschikt, en voor alle menschen behoefte,’ voordraagt, als ‘begrepen in geloof, hoop en liefde,’ bij welker eerste hij kortelijk opsomt de hoofdpunten, die de Christen gelooft. - Wie eene breedere opgave van den inhoud dezer Verhandeling verlangt, dien verwijzen wij naar de Godgeleerde Bijdragen, IX, 4, waar eene zeer goede te vinden is.
Van verdere beoordeeling dezer Verhandeling onthoudt Rec. zich om meer dan ééne reden; vooreerst omdat de Schrijver reeds overleden is, en dus geen nut van eenige omtrent zijn werk gemaakte aanmerkingen meer hebben kan, en dit voornamelijk als eene vereerende gedachtenis voor zijne Vrienden, die de uitgave verlangd hebben, beschouwd moet worden; ten andere, omdat over het geheel van deze Verhandeling, als antwoord op de bewuste Prijsvraag, door bevoegde beoordeelaars eene uitspraak gedaan is, waarmede Rec. zich zeer wel kan vereenigen; en eindelijk, omdat, indien hij zelfs maar het voornaamste zou willen aanstippen van hetgene, waarover hij reeds lang op dezelfde wijze of nagenoeg, als de Schrijver, gedacht heeft, en waaraan hij dus zijne volle goedkeuring geven kan, als ook van hetgene, waaromtrent hij meer of minder met hem in gevoelen verschilt, hij hiertoe eene ruimte van betoog noodig zou hebben, veel grooter, dan het bestek eener gepaste aankondiging in dit Tijdschrift hem veroorloven kan. Het zij dus genoeg in het algemeen te zeggen, dat men hier overal, zelfs waar men meenen mogt van den waardigen Man te moeten verschillen, den bekwamen en zelfdenkenden Godgeleerde zal aantreffen, die met de beste wijze van Bijbeluitlegging bekend was, en daarvan verstandig gebruik wist te maken; den Man tevens,