Graaf Eduard Forster. Een oorspronkelijk Nederlandsch Verhaal. Te Arnhem, bij C.A. Thieme. In kl. 8vo. 213 Bl. f 1-80.
De ongenoemde Schrijver waagt het, eenen eersteling aan te bieden. Op zeer bescheidene wijze drukt hij, in eene korte Voorrede, zich uit over de waarde van dezen letterarbeid, en verzoekt verschooning voor de hier en daar ingeslopene drukfouten, betuigende, dat hij niet in de gelegenheid is geweest, om zelf de proeven na te zien. Gaarne laten wij verontschuldiging gelden, zoo veel dezelve vermag, doch vragen: Was er dan zoo veel haast bij de uitgave? De fouten, die het werkje ontsieren, zijn te menigvuldig. Ook de stijl, welke niet boven het middelmatige zich verheft, laat veel te wenschen over. Wij mogen voorts gunstig oordeelen, wat de zedelijke strekking des verhaals aangaat. Geene ondeugd wordt hier bekoorlijk of in een verschoonend licht voorgesteld. Integendeel, de Schrijver tracht menschelijke verkeerdheden en gebreken, tot waarschuwing, ten toon te stellen. Hij schijnt vooral de heillooze gevolgen van kwaadsprekendheid te hebben willen schetsen. Het plan is niet onaardig gevonden, maar de bijzonderheden hadden beter uitgewerkt kunnen worden. Eduard, de deugdzame, doch wel eens onvoorzigtige jongeling, belasterd en miskend, had velerlei zonderlinge wederwaardigheden, die, ofschoon niet onmogelijk, soms toch tegen het waarschijnlijke inloopen. De Schrijver had zich meer moeten toeleggen, om verschillende karakters met fiksche trekken te teekenen. Ook ontbreken die treffende beschrijvingen, welke vooral in den roman behagen en boeijen. Wij vertrouwen echter, dat het verhaal door menigeen met genoegen zal gelezen worden. Papier en druk zijn goed. Een kartonnen bandje en fraai titelblad versieren het werkje.