met deze hare bespottelijke kunstenarij toch niets wezenlijks uitwerkt, tot heldin gekozen? Geschiedt dit, om den Roman belangrijker te maken, dan deugt het middel niet, zoo als het hier is aangewend: het veroorzaakt slechts teleurstelling. Deze kaartlegster is Arminiaansch. Maar juist onder de genen, die de Remonstrantsche begrippen waren toegedaan, is zulk eene vrouw, vooral daar zij zelve aan de deugdelijkheid harer kunst gelooft, eene contradictio in terminis, vermits alle waarzeggerij, even als de sterrewigchelarij, met de leer van een voorbestemmend noodlot beter rijmt, dan met die van 's menschen zedelijke vrijheid. Mogelijk zou men den Schrijver ook wel van eenige partijdigheid in zijne wijze van voorstellen kunnen beschuldigen; maar wij willen den Romanschrijver daarin eens zijne vrijheid laten: hij behoeft ons geene rekenschap te geven, waarom hij personen en zaken alzoo en niet anders beoordeelt. Hij wederspreke slechts de Geschiedenis niet! Hij zegge niet, gelijk hier schut (eerste Deel, bl. 258): ‘De roode mutsen (d.i. de Hoekschen) hielden het met den Heer des Lands; de grijze (de Kabeljaauwschen) trachtten zich door buitenlandsche hulp te versterken,’ enz. Want, hoe men over die twisten denke, ieder weet, dat de Kabeljaauwschen de aanhangers van Graaf willem, de Hoekschen daarentegen die van Gravin margriet waren. Ook doe de Romanschrijver zijnen begunstigden held geene bespottelijke keus in zijne liefde doen, gelijk philip duivenberg, die eerst verlieft op een meisje boven zijnen stand, en, toen hij die beminde eindelijk, na Kapitein bij de Muskettiers geworden te zijn, verkrijgen kon, liever huwde met een boerinnetje, dat een onecht kind bij een ander had, welk kind philip echter op zijne rekening als vader overnam. Voorts wachte zich de
Romanschrijver voor zulke onwaarschijnlijkheden, als dat philip duivenberg, toen hij nog Luitenant in Staatsche dienst was, eigendunkelijk zijne uniform in de visschershut van zijnen vader kon afwerpen, en op nieuw visscher worden te Scheveningen, zonder eenige vermomming en zonder vervolging voor misdaad van desertie; dat die visscher-Luitenant vervolgens weder dient onder den Koning van Boheme, daarna aan Prins maurits vrijmoedig verklaart een Remonstrant te zijn, intusschen genade verwerft voor jodoka de kaartlegster, en, in weerwil van zijne vorige desertie, door den anders op krijgstucht zoo gezetten Prins maurits nog tot Kapitein bij de Muskettiers