vergeefs verklaren zal, voor vergeefs tracht te verklaren. Bl. 2 zou hij tusschen vers 2 en 3 geene twee slepende regels hebben overgeslagen. Tegenover schiller, göthe en klopstock zou hij (om bij de overledenen ons te bepalen) eer vondel, bilderdijk en feith, dan de als Dichters verdienstelijke, maar als zoodanig toch minder uitstekende Mannen, nieuwland en borger, hebben genoemd. Bl. 6 zou hij dan welligt niet gezegd hebben: Het heug den viersprong: want de taal vordert dit heugt mij, en niet ik heug dit. Bl. 7 zou reg. 14 geenszins een voet te kort zijn. Bl. 8 zou de Tijd niets ontrooven met gewiekte schreên. Langs de wanden mijmeren (bl. 9) begrijpen wij niet. Bl. 10 iemands leed schragen voor lenigen, en bl. 53 een geringe gloed, die de ontloken vriendschap schraagt, zijn almede onjuiste uitdrukkingen. Doch liever, dan meerdere leemten aan te wijzen, verklaren wij de Avondstond (bl. 28) en vaderlandsch Winterlied (bl. 55) met uitstekend genoegen te hebben gelezen; dat er ook in de meeste andere verzen schoone plaatsen voorkomen, en dat wij onzen welwillenden landgenooten kunnen verzekeren, dat zij met het koopen van dit bundeltje geenszins zullen miskocht zijn.