Bl. 87 staat er, midden onder de Alexandrijnen:
Geen schettrend krijgsgeschrei, geen trillend snarenruischen
Der heilge Harp, geen toon, die 't ziedend bruischen, enz.
Lees den laatsten regel, tot behoud der maat:
Der Godgewijde harp, geen toon, die 't ziedend bruisen, enz.
De Vertaler bevlijtige zich dus, in het volgende deel oplettender en getrouwer te zijn. Aan bekwaamheid, indien hij zich de noodige moeite getroost, schijnt het hem niet te ontbreken; en, niettegenstaande de aanmerkingen, welke op het oorspronkelijke kunnen gemaakt worden, bezit het zoo vele schoonheden van stijl, beschrijving en gedachten, dat de overbrenging de inspanning des Vertolkers wel waardig is.