kennelijk doel, om de toepassing daarvan meer en meer aan te prijzen. De grijze leeftijd van dezen werkzamen man vordert, dat men vertrouwen hechte aan gevoelens, die op zulk eene langdurige ondervinding steunen, en dat men met de meeste behoedzaamheid te werk ga, ingevalle de zaak zelve aan andersdenkenden niet zoo klaar mogt toeschijnen.
Het kan het Corps Ingenieurs van den Waterstaat (welks belangrijkheid in ons land niet genoeg kan worden gewaardeerd) niet anders dan aangenaam zijn geweest, dit werk aan zich te zien opgedragen. Van de met regt in dit vak met roem bekende namen van eenen brunings, conrad, goudriaan en blanken is laatstgenoemde thans de laatst overgeblevene, en het strekt den hoogbejaarden man tot eer, de gedachte te hebben opgevat, om dit werk algemeen aan het geheele Corps op te dragen. Meest allen toch hebben hunne loopbaan onder hem begonnen; velen zijn hem veel verpligt, en geen hunner, die deze Opdragt niet met gevoelens van eerbied en dankbaarheid zal aannemen, en op nieuw de ongemeene werkzaamheid zal bewonderen, die hij op zijne lange loopbaan steeds heeft ten toon gespreid.
De Schrijver laat in eene Inleiding eenige algemeene aanmerkingen voorafgaan, en beschouwt in de eerste Afdeeling de Vlisterboezems; in de tweede, de Zederikboezems, en levert in de derde eenige bijdragen, aanmerkingen en vergelijkingen, wegens de kosten van den ouden en nieuweren watermolenbouw, enz.
Daar wij 's mans onvermoeide werkzaamheid in zijnen hoogen ouderdom hoogschatten, en wij daarenboven de zaak zelve, die het doel van zijn schrijven uitmaakt, in zekere mate toejuichen, zoo kost het ons eenige moeite, te moeten zeggen, dat het te bejammeren is, dat de zaak niet met eene betere orde en in een' minder duisteren stijl is voorgedragen. Wij willen ons echter van bijzondere aanmerkingen onthouden, en zullen ons liever, om een algemeen denkbeeld dezer Memorie te geven, zonder op stijl of orde acht te slaan, tot den inhoud van dezelve bepalen.
In de eerste Afdeeling dan geeft de Schrijver ons eenige geschiedkundige aanteekeningen omtrent de stichting der eerste molens, en bepaalt zich voorts tot de beschouwing van de Vlisterboezems; verhaalt verder, op welk eene wijze het zoogenaamde vereenvoudigde werktuigelijke zamenstel op een' watermolen bij Haastrecht is toegepast geworden, van het-