Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize naar de Oost- en Westkust van Zuid-Amerika en, van daar, naar de Sandwichs- en Philippijsche Eilanden, China enz., gedaan in 1826 tot 1829, met het Koopvaardijschip Wilhelmina en Maria, door J. Boelen, Joh. zoon, destijds Luitenant ter zee Iste klasse enz., thans Kapitein Luitenant. Iste Deel. Met Platen en eene Kaart. Te Amsterdam, bij ten Brink en de Vries. 1835. In gr. 8vo. X en 379 bl. f 5-60.Het vaderlandsch publiek is reeds eenigermate opmerkzaam gemaakt op den in dit werk beschreven togt door den hooggeleerden n.g. van kampen, die, in het tweede stuk van het derde deel zijner Geschiedenis der Nederlanders buiten Europa, van deze reize, als jongste Zeereis der Nederlanders rondom de Wereld, op eene voor den Heer boelen vereerende wijze melding maakt. Z.M. onze Koning heeft zich de opdragt van dit werk wel willen laten welgevallen, en toont daardoor een lofwaardig belang te stellen in zoo- | |
[pagina 606]
| |
danige ondernemingen, welke den roem en de welvaart van zijn land kunnen vermeerderen. Van dien aard was dan ook de hier beschrevene Reis. De Heeren insinger en co., te Amsterdam, rustten in het jaar 1825 een fregatschip uit, voorzien van al datgene, wat tot gemak en naauwkeurigheid der navigatie en tot veraangenaming van den togt voor de schepelingen kon dienen. De Heer boelen, wegens vroeger verkregene ervaring daartoe geschikt geoordeeld, bekwam van den Koning verlof, om als gezagvoerder over dit koopvaardijschip de voorgenomene reis te ondernemen. De Heer b.j. weymar, die lust gevoelde, om zijne loopbaan met het bezoeken van vreemde landen, tot het opdoen van kennis van den handel, in te treden, deed den togt mede als Ondercarga. Het hoofddoel van deze reis was: te onderzoeken, in hoever het voortzetten van den handel, met Nederlandsche en Duitsche fabrijkgoederen, op de Oost- en Westkust van Zuid-Amerika gunstige uitzigten zou kunnen opleveren. Waarmede dan tevens verbonden moest worden: het nemen van eene proeve, ten opzigte van de voordeelen, die er in het vervolgen der reize door de Stille Zuidzee op de in die zee gelegene eilanden, in China of Nederlands Oost-Indië zouden zijn te wachten, of te hopen, uit de opbrengsten der goederen, die op de kusten van Zuid-Amerika of op de Westkust van Mexico afgezet zouden zijn. Het schip verliet het Nieuwe Diep op den 10 Febr. 1826. De eerste plaats in Zuid-Amerika, waar het schip binnenliep, was Montevideo. Een regtsgeding, waarin de Kapitein gewikkeld werd, beschuldigd zijnde dat hij buskruid en wapenen aan Republikeinen van Buenos-Ayres had willen verkoopen, belemmerde hem zeer in zijne handelsverrigtingen, en vertraagde de voortzetting der reize. De Heer boelen zag zich genoodzaakt, om zich in persoon, met achterlating van het schip te Montevideo, naar de hoofdstad van Brazilië, Rio Janeiro, te begeven, ten einde daar zijn regtsgeding tot een gewenscht einde te brengen. Dit geeft gelegenheid tot het vermelden van eenige niet onbelangrijke bijzonderheden aangaande deze residentie, het hof en den persoon van den voormaligen Keizer van Brazilië, Don pedro. Tot eene proef van den stijl plaatsen wij hier het volgende: ‘Hoewel het volk, dat deze schoone oorden zich als een eigendom ten beheer en ter bewoning heeft toegeëigend, voor het grootste gedeelte niet kan roemen op hooge zedelijkheid van gedrags- | |
[pagina 607]
| |
wijs, wekte het, niet te min, algemeen even veel misnoegen als afkeuring, dat de Keizer zijne echtgenoot, die, wegens haar verstand en zachtaardig karakter, van elk bemind was, zoo in het oogloopend verwaarloosde, en aan zekere Gravin, zijne favorite maitresse, openlijk de voorkeur niet slechts gaf, maar zelfs aan de overzijde van den weg, tegenover zijn buitenpaleis, een fraai lustkasteel voor haar deed bouwen. Niet zelden mende Zijne Majesteit een rijtuig, met twee of vier paarden bespannen, als koetsier. De hoofdtalenten van Z.M. waren dan ook die van pikeur en koetsier; gelijk de paarden en muildieren voor den vorstelijken stal door niet geringer gekeurd werden, dan door den Keizer in persoon. Omstreeks San Cristovao heb ik den Vorst twee muildieren zien afrijden, met eenen eenvoudigen wagen; de verkooper van het span, op dat oogenblik niet van Z.M. te onderscheiden, was gezeten binnen in het rijtuig.’ Na een vervelend oponthoud van acht maanden, werd het schip onder borgtogt ontslagen, en zette de Kapitein zijne reis voort. Tot vervulling van den hem opgedragen' last, bezocht hij Valparaiso en Arica in Peru, deed van daar eene kleine reis te land, door het gebergte, naar Tacna; eene stad, twaalf mijlen van de haven verwijderd. Deze uitstap geeft den reiziger gelegenheid tot opmerkingen aangaande de natuurlijke gesteldheid van het land en de in hetzelve voorkomende dieren, als de Condor en de Llama. Te Arica teruggekeerd, werd de Kapitein in zijn voornemen, om zijne zeereis naar welgevallen voort te zetten, wederom op eene verdrietige wijze verhinderd. Hij werd namelijk geprest, om eenige honderden Columbiaansche krijgslieden met zijn schip naar Callao of Panama over te voeren. Met zeer veel beleid wist de Heer boelen, niettegenstaande zijn schip opgevuld was met een bont mengelmoes van allerlei natiën, waaruit deze troepen waren opgeraapt, zijn gezag als scheepsbevelhebber te handhaven. Na vele moeijelijkheden en gevaren, na onder anderen ook met veel moeite aan het gevaar ontkomen te zijn van eenen brand, die aan boord ontstaan was, bereikt het schip Guyaquil, en ankert voor la Puna. Hiermede wordt het eerste deel besloten. Een volgend zal ons melden, of het den Kapitein gelukte, zich hier te ontdoen van het veelkleurig gespuis, waarmede men hem, in de letterlijke beteekenis van het woord, te | |
[pagina 608]
| |
Arica opgescheept had. Men scheen deze gewapende gasten ten minste te la Puna ook niet gaarne te ontvangen. Ofschoon deze reis geheel voor rekening van kooplieden en alleen tot uitbreiding van handelsbetrekkingen ondernomen werd, stelde dezelve den reiziger in de gelegenheid, om voor lezers van iederen stand veel wetenswaardigs en opmerkelijks, aangaande de door hem bezochte landen en volken, mede te deelen, en gaarne geven wij hem het getuigenis, dat hij het aangename met het nuttige op eene smaakvolle wijze weet te paren. Het verblijdde ons, dat het verhaal der reis met een Hollandsch koopvaardijschip in zoo vele opzigten waarlijk belangrijker is, dan de met zoo veel ophefs aangekondigde en met zulk eene winderige uitvoerigheid beschreven togt van den Franschman la place.Ga naar voetnoot(*) Ook de zeevaartkundige berigten, aangaande winden, stroomen, kusten, havens, zijn belangrijk. De waarde van het werk wordt voor den belanghebbenden bij den koophandel nog verhoogd door het Aanhangsel, bestaande in eene opgave der artikelen van uit- en invoer, der prijzen, die betaald en ontvangen worden, der maten en gewigten, scheepsvrachten, stelsel van in- en uitgaande regten en loodsgelden, op die plaatsen der kusten van Zuid-Amerika, door den Schrijver bezocht. Wij hebben hem hooren berispen, omdat hij zijne lezers onderrigt, dat men door de Hoofden de straat verstaat, die Frankrijk en Engeland vaneenscheidt, en omdat hij Brazilië met leeuwen bevolkt. Maar (om ons tot dit laatste te bepalen) wanneer men zich lezers voorstelt, die, met al ons hooger en lager onderwijs, met onze dag-, avonden tusschenscholen, de Llama's nog wel maar alleen kennen uit Robinson Crusoë, dan mag de Couguar, felis concolor, dien men wel eens den Amerikaanschen leeuw noemt, ook wel zonder ergernis voor een' leeuw doorgaan; vooral, wanneer men verlangt, dat de zeeman in zijne naïve taal zal spreken. Janmaat zag eens een los blad uit een boek door den wind wegvliegen, en riep: ‘Kijk, er slaat een zeil uit de lij- | |
[pagina 609]
| |
ken!’ Al is dit op den geÄ“erden Schrijver niet toepasselijk, omdat hij, gelijk hem door zekeren Aristarch verweten wordt, zijn' stijl door letterkundigen heeft laten veranderen, willen wij maar doen gevoelen, dat, wanneer men over Amerika spreekt, men het dier, dat dáár een leeuw genoemd wordt, ook wel zoo noemen mag. Wij voor ons verlangen naar de voortzetting van het verhaal in denzelfden trant. Drie afbeeldingen, naar wij vernemen door den Schrijver zelv' geteekend, versieren dit deel. Wij hopen, dat het nationaal gevoel van onze landgenooten aan dit werk die gunstige onderscheiding zal doen te beurt vallen, welke hetzelve verdient. |
|