scheidenheid en afwisseling toeliet. Al verwisselt men toch M.H. met M.L., of, gelijk sommigen, lieve Toehoorders met lieve Medemenschen, de naam verandert de zaak niet, en preken blijven preken; gelijk het dan ook niet blijkt, waarin de omwerking van deze Bijbeloefeningen tot een godsdienstig Huisboek bestaat. Ja, dat meer is, wat eenen Leeraar, die van den kansel tot zijne Toehoorders, tot zijne Gemeente spreekt, tot welke hij in betrekking staat, en bij welke hij zeker crediet, zekeren morelen invloed heeft, wèl staat, ditzelfde staat niet altijd wèl aan eenen Schrijver, die in zijn boek tot zijne hem onbekende Lezers spreekt. Iets anders is het met uitgegevene eigenlijk gezegde Leerredenen: deze behouden en vertoonen geheel haren oorspronkelijken vorm, en de Lezer verplaatst zich daarbij, zoo veel mogelijk, in de omstandigheid en betrekking van Spreker en Hoorders, en beoordeelt en gebruikt hetgene, dat hij leest, als uit dit oogpunt beschouwd. - Doch keeren wij tot het aangekondigde werk terug!
Om te doen zien, wat onderwerpen men hier te verwachten heeft, laten wij den inhoud volgen, die door den Schrijver vooraan geplaatst is. I. Hoofdd. I:1, 2. Inleiding. Christelijke benamingen en voorregten. II. H. I:3-7. Der Christenen wedergeboorte tot eene levende hoop. III. H. I:8-12a. Het waardigste voorwerp van der Christenen liefde en blijdschap. IV. H. I:12b. Der Engelen belangstelling in onze behoudenis. V. H. I:13-16. De volkomenheid der Christelijke hoop. VI. H. I:17-21. De Christelijke behoedzaamheid. VII. H. I:22 - II:1-3. De broederlijke liefde der Christenen. VIII. H. II:4-10. Der Christenen eenparige en geestelijke Godsvereering. IX. H. II:11-17. De Christen als burger en onderdaan. X. H. II:18-25. Het voorbeeld van Christus, inzonderheid voor dienstbaren. XI. H. III:1-8. De pligten der echtgenooten en verdere leden des Christelijken gezins. XII. H. III:9-18. De Christen onder miskenning en vervolging. XIII. H. III:18-22. Christus ten allen tijde