| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Nieuwe Verhandelingen van het Genootschap tot verdediging van de Christelijke Godsdienst tegen derzelver hedendaagsche Bestrijders, voor het jaar 1832. IIde Deel. In 's Gravenhage, bij de Erve J. Thierry en C. Mensing en Zoon. 1834. In gr. 8vo. 316 Bl. f 2-50.
Reeds ten jare 1828 had het Genootschap als prijsvraag uitgeschreven: ‘Betoog, dat het verschil van gevoelens, hetwelk onder de Protestanten plaats heeft, geen grond oplevert, om vast te stellen, dat het Protestantismus niet kan blijven bestaan, maar uit zijn' aard vervallen moet.’ De eerst aangewende pogingen voldeden aan het oogmerk der uitschrijvers niet. Zoo veel te meer moet dan ook aan het Genootschap genoegen gegeven hebben het indienen der beide Verhandelingen, die in het tweede Deel der stukken voor het jaar 1832 aan het publiek worden aangeboden. De eerste Verhandeling, met goud bekroond, is van den Weleerw. Heer d.t. huët, Predikant bij de Walsche Gemeente te Rotterdam; de tweede van w. otto, Predikant te Maagdenburg, die met den zilveren eerpenning beloond werd. Van beide Verhandelingen zullen wij, zoo beknopt mogelijk, verslag geven.
De Heer huët geeft, na eenige voorloopige Aanmerkingen en Ophelderingen, welke ter zake dienen, bl. 1-30, aldus zijn plan van behandeling op: ‘Ons betoog schijnt derhalve het best te zullen worden ingerigt, wanneer wij aantoonen: 1o. dat er eenheid genoeg in het Protestantismus gevonden wordt, om deszelfs duurzaamheid te waarborgen; 2o. dat verschil van gevoelens over Godsdienstzaken met den geest en de bedoelingen van het Christendom allezins bestaanbaar is; 3o. dat dit verschil van gevoelens de uitbrei- | |
| |
ding der Christelijke leer niet verhindert, noch dezelve belet, overeenkomstig hare bestemming, de algemeene Godsdienst der wereld te worden.’
Afd. I. Waarborgen van duurzaamheid, in het Protestantismus gelegen, bl. 31-66. Er is inderdaad meer eenheid en overeenstemming, dan velen vermoeden of erkennen willen. Het Protestantsche grondbeginsel zelve levert die eenheid op. De Bijbel alleen is voor allen kenbron. Hierin zijn allen het eens. Die eenheid levert waarborgen op voor duurzaamheid. Die eenheid is niet denkbeeldig; zij is iets wezenlijks. Zij heeft tot steunpunt een Goddelijk gezag. ‘Doch, ofschoon de Protestantsche eenheid op gezag berust, is zij evenwel allezins redelijk. De erkentenis namelijk van de waarheid en Goddelijkheid der Christelijke openbaring, als ook van de geloofwaardigheid der schriften, waarin zij ons wordt medegedeeld, is bij den Protestant het gevolg eener redelijke overtuiging.’ - Hoezeer de Protestantsche eenheid voor velerlei verschil van gevoelens ruimte overlaat, ligt evenwel juist daarin een nieuwe waarborg van bestendigheid. Het Protestantsche grondbeginsel gedoogt wel velerlei verschil van gevoelens, maar heeft wezenlijk de strekking, om meer en meer overeenstemming te weeg te brengen. De vorderingen in de Bijbelverklaring worden uit dit oogpunt voorgesteld. ‘Wat eindelijk, onzes inziens, de duurzaamheid van het Protestantismus waarborgt, is de behoefte, welke de Christenheid steeds gevoelen zal, aan een wapen tegen het indringen van menschelijk gezag in de Godsdienst.’ Dit wapen is het Protestantsche beginsel.
Afd. II. Verschil van gevoelens bestaanbaar met den geest en de bedoelingen van het Christendom, bl. 66-122. Het verschil van gevoelens, in het algemeen beschouwd, is onvermijdelijk. De waarheid is wel één, niet alzoo de bijzondere voorstellingen van dezelve. Van godsdienstige waarheden geldt dit nog meer, vooral van dezulke, welke eigenlijk kunnen gezegd worden ons ge- | |
| |
openbaard te zijn. ‘Nu voege men hier ten laatste nog bij, dat de wijze, waarop ons het Evangelie de geopenbaarde waarheden voordraagt, almede aanleiding geeft tot verscheidenheid van denkwijze over dezelve.’ Dit verschil komt dus uit geene onzuivere bronnen voort. - Ook staat de Heilige Schrift een vrij onderzoek der Christelijke leer toe. Dit wordt met aangehaalde plaatsen bewezen. Hieruit volgt van zelve, dat de H. Schrift velerlei verschil van gevoelens gedoogt. Was dit verschil strijdig met den geest van het Christendom, jezus en de Apostelen zouden dan niet nagelaten hebben te eischen gelooven zonder te onderzoeken. De Apostelen drongen nimmer op de noodzakelijkheid aan van eene volstrekt overeenstemmende denkwijze, noch eischten met gezag, dat hun eigen gevoelen tot regelmaat voor anderen zoude strekken. ‘Alleen zulke verschillen en oneenigheden veroordeelt paulus, welke stellig uit onzuivere bronnen voortkwamen.’ Wanneer jezus of zijne Apostelen eenheid aanbevelen, is dit overeenstemming van gezindheden en bedoelingen, blijkbaar in de standvastige belijdenis en betrachting van dezelfde hoofdleer. Dit begrip van eenheid sluit geenszins verschil van gevoelens over godsdienstige onderwerpen uit. Dit verschil van gevoelens strijdt niet
met de doeleinden van het Christendom. Het verhindert niet eenheid van geloof, zoo als de H. Schrift dezelve bedoelt en aanbeveelt. Het vernietigt in geenen deele de zedelijke strekking der geopenbaarde waarheden. Het levert ook geen hinderpaal op voor die eendragtige en broederlijke gezindheden, welke de H. Schrift allerwegen aanprijst. Het zal ook de Protestanten niet afkeerig maken van het Christendom zelf. Integendeel werkt dit verschil van gevoelens vooral mede tot bereiking van het doel des Christendoms, opwassing en toeneming in de kennis van onzen Heer J.C. en bevordering van zedelijkheid.
Afd. III. Verschil van gevoelens geen beletsel voor de uitbreiding van het Christendom, bl. 123-158.
| |
| |
Het Protestantismus is, juist wegens het daarmede gepaard gaande verschil van gevoelens, allergeschiktst, om een middel tot uitbreiding van het Christendom te zijn. Hier komt allereerst in aanmerking de wijze, waarop het Protestantismus de uitbreiding en algemeenmaking van het Christendom bevordert. Het wijst op de H. Schrift. Jezus en de Apostelen blijven alzoo de eenige met Goddelijk gezag bekleede predikers van het Evangelie. ‘Hieruit blijkt tevens, dat het Protestantismus uit zijnen aard de strekking heeft, om de Christelijke leer zelve ongehinderd te laten werken.’ Het Protestantismus heeft, wegens velerlei verschil van gevoelens, een veranderlijk voorkomen. Doch deze bedenking heeft alleen voor den oppervlakkigen beschouwer iets verblindends; wèl beschouwd, blijkt zij nietig te zijn. De leer der H. Schrift is onveranderlijk. Onze kennis is en zal steeds veranderlijk zijn, omdat zij volmaakbaar is. ‘Om kort te gaan, het Christendom op zichzelve is onveranderlijk; maar het Christendom in den mensch kan dit niet zijn.’ Het Christendom staat dus op zichzelve vast en onwrikbaar als volmaakt, duldt volgens het Protestantismus verschil van gevoelens, en is daardoor zeer geschikt, om algemeen verbreid te worden. Het Protestantismus werkt tot de uitbreiding van het Christendom mede, omdat het uit zijnen aard onderscheid maakt tusschen hoofdzaken en bijzaken, tusschen het wezen en den vorm. Het is daarenboven berekend, om, gelijk het Christendom, in de bijzondere behoeften van elk tijdvak te voorzien. Het verzekert aan de Christenen in alle tijden al die vrijheid, welke het Christendom hun
toestaat. Het Protestantismus bezit al die eigenschappen, welke het Christendom zelf kenmerken, en geschikt maken, om de algemeene Godsdienst van het menschdom te worden. Deze eigenschappen zijn, dat het geestelijk, eenvoudig en beknopt is, en geene gelijkvormigheid der uitwendige eerdienst voorschrijft.
Eindelijk volgt, bl. 158-176, het uit dit alles af- | |
| |
geleide besluit, dat Protestanten onbekommerd, maar met behoedzaamheid en trouw aan hun beginsel, hunnen weg behooren te volgen. - Dit uittreksel kan getuigen van de waarde dezer Verhandeling, welke wij in handen ook van hen wenschen, die aan menschelijk gezag te veel hechten, en anderer vrijheid in christus aanvallen en betwisten.
De Schrijver der tweede Verhandeling voert zijn betoog onafgebroken voort, en hoewel eene beknopte opgaaf van hetzelve eenigzins moeijelijk is te geven, wegens de meer losse manier van behandelen, zullen wij dit, zoo kort als zulks geschieden kan, beproeven. - De vraag is natuurlijk. Bij ieder Protestant moet dezelve oprijzen. Hij moet die vraag niet afwijzen, maar onderzoeken, of dezelve ontkennend of bevestigend moet worden beantwoord. Het verschil van gevoelens bestaat. De Schrijver geeft hiervan een uitvoerig verslag, bl. 5-39, waarin misschien meer is opgenomen, dan voor de beantwoording der vraag noodig was. ‘Hoe gewigtiger,’ - wij schrijven de woorden bl. 39 af, omdat daaruit blijkt de aard van het gevoerde betoog, - ‘hoe onafwijsbaarder ons de vraag is voorgekomen, des te grooter behoort de behoedzaamheid en voorzigtigheid te zijn, die wij bij derzelver beantwoording hebben aan te wenden, opdat wij niet of te ligtvaardig het dreigend gevaar over het hoofd zien, of eene al te angstige vrees verwekken, daar waar niets te vreezen valt. Het geldt hier, wel is waar, de uitvorsching der toekomst, en voor zoo verre zou het antwoord altoos slechts voorwaardelijk kunnen zijn en eene gissing genoemd worden. Maar juist op dit veld zijn wij toch niet zoo geheel en al aan onszelven overgelaten, dat wij die vraag, geheel naar eigene inzigten en denkbeelden, met ja of neen zouden beantwoorden. Er zijn ons hier zekere teekenen gegeven, die ons op den regten weg leiden, voor dwalingen bewaren, en ons antwoord, zoo niet tot eene volstrekte zekerheid, dan toch wel tot eene waarschijnlijkheid zouden kunneu brengen,
| |
| |
met welke wij tevreden moeten zijn.’ - Vooral moet eerst het juiste begrip van Protestantismus worden vastgesteld, welks zin door hem, in tegenstelling met andere opvattingen, op geschiedkundige gronden bepaald wordt. ‘Protestantismus is die wijze van denken en gelooven, welke, met verwerping van elk menschelijk en kerkelijk gezag, alleen de Heilige Schrift als regel en rigtsnoer des geloofs en des levens beschouwt,’ bl. 40-57. Zoo valt dan ook het antwoord te gemakkelijker. ‘Is namelijk het verschil van gevoelens onder de Protestanten van dien aard, dat het met het beginsel van het Protestantismus zelve strijdt, en dit oplossen en vernietigen kan, dan kan ook het Protestantismus niet voortdurend bestaan - in het tegenovergestelde geval kan en zal het Protestantismus blijven, niettegenstaande al het verschil van gevoelens in hetzelve. Dit moeten wij thans nog verder ontwikkelen,’ bl. 57. Het beginsel van Protestantismus levert voor dit verschil van gevoelens grond op, en geeft daaraan wettigheid, bl. 58. Het Protestantismus verkondigt vrijheid van gevoelens, maar ook gelijkheid van gevoelens. Zij hebben allen gelijke waarde. De dwaling wordt nooit gewettigd of bekrachtigd, bl. 60, 61. Het doordrijven van gevoelens is in strijd met het Protestantismus. ‘Zoo lang slechts de grondstellingen van vrijheid en gelijkheid van gevoelens in het Protestantismus vaststaan, kan derzelver verschil geen gevaar opleveren en het Protestantismus niet doen instorten; ja, dit verschil is juist een teeken en het beste bewijs, dat hetzelve nog bestaat en uit zijnen aard nog niet vervallen is,’ bl. 65. - ‘Bij die vrijheid van gevoelens heeft en ziet het Protestantismus in de Schrift de waarheid, en heeft deze daarom ook tot regel en rigtsnoer des geloofs gesteld. Zij moet het beslissen, welk gevoelen waar, welk onwaar, welk toegelaten en welk
verworpen moet worden,’ bl. 67. - Bij strijd en verschil is beslissing behoefte. Voor de Protestantsche kerk is de H. Schrift de alles wikkende, bepalende, beslis- | |
| |
sende regter. Die vrijheid van gevoelens is geene willekeur, wetteloosheid, ongebondenheid. Na oplossing van eene en andere bedenking, behandelt hij het verschil van meeningen over het kanoniek gezag der H. Schrift, bl. 70-78. Het gezag der kerk doet voor het menschelijk gezag iets, voor het Goddelijk gezag volstrekt niets af, bl. 79. Dit verschil is voordeelig bevonden, bl. 86-88. Even zoo is het gelegen met het verschil in uitlegging, bl. 88. Er is maar één zin, die de ware is. Talen leiden tot uitvorsching van denzelven. ‘Het Protestantismus geeft geene authentieke Schriftverklaring of vertaling, gelijk de Roomsche kerk; het neemt zelfs de uitleggingen der symbolische Boeken niet als onfeilbaar aan, maar laat de uitlegging vrij. Tot hiertoe is uit deze vrijheid slechts zegen voortgevloeid,’ bl. 97, 98. - Bij de tegenwerping, dat de Schrift duister is, merkt de Schrijver te regt aan, dat duidelijkheid en begrijpelijkheid, in beteekenis zoo verschillend, door velen met elkander verwisseld worden. ‘Zij verstaan wel, wat de H. Schrift bedoelt en zeggen wil; maar omdat zij niet begrijpen kunnen, hoe het met de zaak gelegen is, daarom verklaren zij de Schrift voor duister,’ bl. 99. - De H. Schrift is niet enkel voor Theologen duidelijk; zij is dit ook evenzeer voor niet godgeleerden, voor leeken. ‘De Bijbel is dus in de handen des volks, en zoo moet het wezen,’ bl. 102. Zoo heeft ieder den regter in de H. Schrift, ook den leeraar, wanneer men elders het noodige onderwijs niet mogt vinden. - ‘Daarom is ook het Protestantismus onbekommerd en onbezorgd, en weert ook die
genen niet, die zich liever op de eigene uitspraken van christus, dan op die van zijne Apostelen beroepen. - Het erkent de eenheid der leer, maar loochent niet de menigvuldige vormen, zoo als die ook buiten kijf in de schriften der Apostelen worden gevonden. - Wanneer slechts dezelfde christus aanwezig is, zal ook in allen dezelfde geest werkzaam zijn, en het enkele afzonderlijke zal zich wederkeerig ophelderen
| |
| |
en completeren,’ bl. 107. Ook dit dient tot bemoediging van hen, die wegens het stoffelijk beginsel van het Protestantismus zoo bezorgd waren, bl. 108-110. Tot dusverre was het betoog alleen ontkennend. Het Protestantismus heeft alzoo niets boven het Katholicismus vooruit, en staat integendeel hij hetzelve achter. Dit zou men kunnen zeggen. ‘Maar de zaak van het Protestantismus staat beter, en daarom moeten wij thans nog ten besluite de stellige nuttigheid van dat verschil van gevoelens van naderbij beschouwen. Vooreerst toch is dit verschil van gevoelens wel een gewigtig bewijs van de deelneming aan en de belangstelling in het geloof. Want om onbelangrijke zaken bekommert zich niemand. En hoe grooter het verschil van gevoelens is, des te grooter moet toch ook het aantal van de genen zijn, die belangstelling en deelneming voor het Evangelie openbaren. Daaruit ontspruit zegen voor de wetenschap en het godsdienstige leven,’ bl. 111-119. - ‘Het kan, wel is waar, niet missen, of de gevoelens, die met elkander in strijd en op elkanders vernietiging bedacht zijn, moeten tot uitersten vervallen. Maar dan treedt ook de waarheid met helderder glans, dan immer te voren, voor den dag, en vindt meer vrienden en meer waardering dan te voren.’ - Het was dus niet uit zwakte, dat het Protestantismus dit verschil van gevoelens toeliet; maar met opzet wilde het dit verschil van gevoelens opwekken, omdat het hoopte hieruit den grootsten zegen te zullen erlangen. Het was immers zelf uit zulk een' strijd van gevoelens ontsproten. Die voordeelen en die zegen worden verder aangevoerd, bl. 119-131. ‘Slechts vrijheid en gelijkheid van gevoelens moeten wij op alle mogelijke wijzen trachten te behouden en te bewaren, dan zal alles een gelukkig einde nemen,’ bl. 131, 132. ‘Zonder dwang van elders zal de Heer zijne kerk wel leiden en
regeren, en een nieuw heerlijk leven aan het licht brengen.’ - ‘Of eindelijk,’ zoo sluit zich dit betoog, bl. 133, 134, ‘zou misschien het
| |
| |
leven, dat hier en daar in het Katholicismus ontwaakt, niet zonder werking en invloed op het Protestantismus blijven, zou het eene toenadering of wel eene vereeniging van beiden aanvoeren? Dan had het Protestantismus zeker de heerlijkste overwinning weggedragen! - Groote hope, vermetele, al te vermetele verwachting! zal menigeen denken. Maar wij kunnen niet anders, wij moeten haar koesteren en ontboezemen. Niet op menschelijke magt, op menschelijk aanzien, op eens menschen woord hebben wij ze gebouwd, maar alleen op het woord van God. En de hope, die daarop gebouwd is, zal ons niet beschaamd maken,’ enz.
Wij hebben genoeg gezegd, om de waarde ook van deze Verhandeling te doen kennen. De Verhandeling van huët had, om volledig te zijn, haar geleide niet noodig, maar wijst het toch niet af, daar otto, op eene andere wijze en langs eenen anderen weg, die eenheid in betoog en uitkomsten zóó bewaard heeft, dat beide Verhandelingen, alzoo vereenigd, een goed en zeer leerzaam gezelschap uitmaken. |
|