De Loots. Een Fragment in dichtmaat, door K.L. Kluppell. Opgedragen aan het weldadig Kollegie Zeemanshoop, en uitgegeven ten voordeele der Weduwen en Weezen der Manschappen van de in den storm van 24 op 25 Junij 1835 omgeslagen Lootsschuit. Te Willemsoord bij den Helder, bij C. Bakker, Bz. In gr. 8vo. 15 Bl. f :-35.
De Heer kluppell, Honorair Lid van Zeemanshoop, zegt, in zijne Opdragt aan dat Collegie: ‘Men zal zich verwonderen alhier alsnu iemand te zien optreden, om voor het belang van Weduwen en Weezen werkzaam te zijn, die vroeger heeft gezwegen toen hij zich oogenschijnlijk belangrijker zaken had behooren aan te trekken; doch daar alles zijne redenen heeft, en daar ook hier voor dit stilzwijgen gewigtige redenen bestonden, zoo zal men het mij wel ten goede houden, dat ik hieromtrent niet verder uitweide.’ Wij kunnen over deze redenen niet oordeelen, maar vinden ons in gemoede verpligt te zeggen, dat het hier aangeboden Fragment even middelmatig, als het doel der uitgave edel is; uit welk laatste oogpunt die uitgave beschouwende, wij aan hetzelve het vertier der weldadigheid in ruime mate toewenschen. Tot staving onzer uitspraak diene het eerste en laatste couplet, welke intusschen niet de minste zijn:
‘Elke stand in 't menschlijk leven
Heeft zijn last en moeij'lijkheid;
Maar geen stand werd ooit gegeven,
Met een grooter last doorweven,
Dan des Lootsmans stand verbeidt.’
Maar, zeggen wij gaarne met den maker van dit gedicht,
‘..... hoe zwak dit lied moog' blijken,
Ach! vergeef dit zwak gevoel!
't Is geen lied om hier te prijken;
Menschenmin moog 't vonnis strijken;
Menschenmin was 't eenigst doel.’