De Regtsmagt van het Hoogheemraadschap van Rijnland verdedigd. Pleitrede van Mr. G.P. van Outeren. Te Leyden, bij C.C. van der Hoek. 1835. In gr. 8vo. 104 Bl. f 1-:
Gaarne willen wij erkennen, dat de Heer Mr. van outeren de regtsmagt van het Hoogheemraadschap van Rijnland zoo goed verdedigd heeft, als zulks omtrent zulk een monstrum horrendum met mogelijkheid geschieden kan. Zijn betoogtrant is scherpzinnig; de verdeeling en behandeling der stof is duidelijk en krachtig; de stijl alleen is berispelijk, wegens de overgroote menigte van overtollige bastaardwoorden. Met zijne aanvankelijke zegepraal wenschen wij hem als Advocaat geluk; terwijl wij het vaderland beklagen, en hopen, dat de ten uitvoer legging van het zoogenaamde vonnis, waarbij het Hoogheemraadschap, 't welk zich competent verklaard heeft, weldra zich ten principale in het gelijk zal stellen, op eene wettige wijze moge worden verhinderd: want ook wij zijn, na vergelijking der Pleitrede vóór de regtsmagt van Rijnlands Hoogheemraadschap, door Mr. van outeren, met de Pleitrede er tegen, en de verdere beantwoording der verdediging, door Mr. d. donker curtius, in het gevoelen bevestigd, dat niet alleen de regtsmagt der Hoogheemraadschappen en dergelijke instellingen verderfelijk zou zijn, zoo zij bestond, maar ook, dat dezelve sedert de inlijving in Frankrijk niet wettig beslaat; en wij houden dus ook zoodanige besluiten, waarbij dergelijke regtsmagt erkend wordt, in dat opzigt voor op dwaling gegrond, strijdig met de wet, en derhalve zonder verbindende kracht. Tenzij men welligt het woord regtsmagt, in de bedoelde besluiten van Zijne Majesteit voorkomende, in een' flaauweren zin wilde verstaan, en de zaak zóó opvatten, dat de magt, bij Art. 2 van het besluit van 7 Januarij 1817 omschreven, en buitendien, bij Hoofdstuk 9 der Grondwet, binnen hare grenzen bepaald, die eigenlijk slechts eene administratief en voorloopig beslissende magt is, waaraan een voorloopig dwang-