Genootschap oordeelde, dat het antwoord den gouden eereprijs waardig was; zoodat men daaruit kan afleiden, dat hetzelve zijne gedane vraag naar genoegen beantwoord zag. In het algemeen zal zich dan ieder Christen ook met de gedachten van den Hoogleeraar verburg over hetgene alsnog voor geldend moet gehouden worden, en over alles, wat alsnog van eenige zijdelingsche toepassing is, gemakkelijk kunnen vereenigen. Maar desniettegenstaande hadden wij gaarne de Verhandeling eenigzins anders zien ingerigt, waartoe de vraag zelve, de Mozaïsche wetten Goddelijk noemende, eene gereede aanleiding gaf. De geachte Schrijver had b.v. eerst het karakter van door God gegevene wetten tegen zuiver menschelijke kunnen overstellen, en daaruit afleiden de geheel eenige soort van gezag, aan de Mozaïsche wetten, b.v. boven de Romeinsche, in eene Maatschappij van Christenen toekomende. Want, heeft eene wetgeving van menschelijken oorsprong bij andere volken, of nadat zij is afgeschaft, geen ander gezag, dan dat, hetwelk het gevoelen van beroemde mannen in eenig vak van geleerdheid altijd uitoefent, terwijl die gevoelens echter, ook wat de redelijkheid betreft, aan nadere toetsing onderhevig zijn, en zonder heiligschennis voor verkeerd mogen worden verklaard; daarentegen, zoodra men aanneemt, dat de wetten, door mozes aan Israël gegeven, kracht hebben van Goddelijk bevel, dan volgt daaruit, dat men wel de billijkheid derzelven mag nasporen, maar ook dàn, wanneer men die niet kon inzien, haar echter niet betwijfelen mag; en dus, al valt het tijdelijke, plaatselijke en nationale weg, het overige, indien het niet door christus of zijne Apostelen uitdrukkelijk is af geschaft, van zelve van verbindende kracht blijft, zonder dat de deugdelijkheid der wet behoeft betoogd te worden, en zonder dat er eene
bijzondere verklaring van christus of de Apostelen noodig is, dat ook dit of dat gebod nog in werking blijft. Daarna behoefde de Schrijver alleen te onderzoeken, in hoeverre of in welken zin de Mozaïsche wet door het Christendom is afgeschaft; en, na getoond te hebben, dat alleen het tijdelijke, plaatselijke en nationale is weggevallen, had hij eindelijk in eenige trekken kunnen schetsen, wat alzoo, om deszelfs algemeene toepasselijkheid, al kunnen wij de bijzondere reden van alles niet aanwijzen, alsnog moet worden nagekomen, hetzij het in het Nieuwe Verbond uitdrukkelijk als pligt wordt gepredikt, hetzij er