(Philosophiae botanicae novae Prodromus, Goettingae 1798; - Elementa Philosophiae botanicae. Berolini 1824.) Van dit laatste werk van link, een overigens verdienstelijk en zeer belangrijk boek, zegt van hall teregt ‘tironis captui non accommodatus,’ en het eerste is slechts eene korte schets, zonder vermelding van planten-ontleedkunde en physiologie, welke deelen ook door linnaeus in zijne Philosophia botanica zeer verwaarloosd zijn; terwijl daarenboven de latere natuur-onderzoekers zoo vele ontdekkingen in deze deelen der Botanie gemaakt hebben, dat zij aan dezelven eene geheel nieuwe gedaante gegeven hebben.
Wij gelooven derhalve, dat de Hoogl. van hall een nuttig werk ondernomen, en dat hij daardoor op de erkentelijkheid der Akademische jeugd aanspraak heeft. In de Nieuwe Beginsels der Kruidkunde van a. richard, welke vóór ruim vier jaren in het Nederduitsch zijn uitgegeven, ontbreken vele hier behandelde zaken; andere zijn er meer breedvoerig in voorgesteld. Wij twijfelen niet, of deze beide boeken zullen weldra de eenigzins verminkte vertaling van wildenow's Grundriss, met welke de aanvanger zich hier vroeger behelpen moest, op eene nuttige wijze vervangen.
De volgorde dezer Elementa Botanices is deze: Pars I. De doctrina Botanica et de planta universe; Pars II. Organographia, sive descriptio organorum, quibus planta constat; Pars III. Anatomia, sive descriptio partium elementariarum, ex quibus organa plantarum composita sunt; Pars IV. Physiologia; Pars V. Phytographia, sive dispositio et descriptio systematica; Pars VI. Geographia botanica. De terminologie, gelijk men haar gewoonlijk noemt, is dus verspreid in twee hoofddeelen: terwijl men namelijk de zelfstandige naamwoorden, die deelen der plant uitdrukken, verklaard vindt in het tweede hoofddeel, moet men de bijvoegelijke naamwoorden in het vijfde hoofddeel opzoeken. Wij gelooven, dat voor deze rangschikking veel te zeggen valt. Aan meer bedenking onderhevig is het veelligt, dat in het tweede