den wij: ‘Rigters waren buitengewone mannen, met eenen heldhaftigen geest begaafd, en traden op als wrekers van het onderdrukte Israël, die hen (lees, om het voorafgaande, dat volk) verlosten van hunne (lees deszelfs of zijne) vijanden, hen (lees het) bij de rust en vrijheid bewaarden, hunne (lees deszelfs) zaken bestuurden, en hen (lees het) tot de dienst van hunnen (lees zijnen) God deden wederkeeren.’ Bl. 20, bij de vermelding der 900 ijzeren wagens van sisera, zou een woord tot opheldering, eene korte beschrijving der strijdwagens van dien tijd, gansch niet overtollig zijn geweest. Bl. 35 staat kortweg, ‘dat gideon, met zijne 300 fakkeldragende bazuinblazers en kruikenbrekers, door Gods hand alleen, de luisterrijkste zege behaalde.’ Maar, even gelijk later zoo veel tot opheldering en beter begrip van simson's daden wordt bijgebragt, zou ook dit geval wel een weinig kunnen zijn toegelicht. Het laat zich ligtelijk beseffen, dat een onbeschaafd en bijgeloovig volk, gelijk de Midianiten, wier leger buitendien slechts uit stroopende benden bestond, door plotselingen schrik werd bevangen, op het hooren van 300 bazuinen, wier geluid
den aantogt van een talrijk en geregeld aangevoerd heir scheen aan te kondigen. Bij velen kan het onverwachte en spookachtige van het tooneel, vooral toen op eens die kruiken gebroken werden, het vermoeden hebben doen ontstaan, dat er Goden of geesten in het spel waren. Bij de ontstane verwarring zag men al ligt een' troep landgenooten voor vijanden aan, die men overal vreesde te ontmoeten en nergens in waarheid zag aanrukken. Zoo vielen de Midianiten op elkander aan. Men droeg toen geene uniformen. Vaandels of standaarden schijnen de Midianiten niet te hebben gehad; en, daar zij meenden met een weerloos volk te doen te hebben, hadden zij denkelijk geene herkenningsteekenen of kreten vooraf onderling bepaald. - Voortreffelijk zijn de geschiedenissen van jeftha en simson behandeld; maar een weinig plat staat er, bl. 52: zijne (simson's) verkeering met eene hoer