Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEpitome Therapiae Generalis; in usum Discipulorum scripsit G.C.B. Suringar, Med. Chir. et Art. Obstetr. Doctor, Med. pract. in Schola Clinica et in illustri Amstel. Athenaeo Professor. Amstelodami, apud C.G. Sulpke. 1834. 8vo. maj. formâ, pp. 150. f 1-50.In eene korte, maar welgeschrevene Voorrede, die de kenmerken draagt van bekendheid met de klassieke letterenGa naar voetnoot(*), | |
[pagina 120]
| |
ontvouwt de Schrijver, hoe hij tot het opstellen eener algemeene Genezingsleer (Therapia generalis) gekomen is. Niet minder bekend toont hij te zijn met de voortreffelijkste werken, welke, zoo hij wél zegt, door alle tijden heen de hechte grondslagen voor de Geneeskunde blijven. Met regt brengt hij hulde aan boerhaave, gaubius, voltelen en paradijs. Onpartijdig plaatst hij aan de zijde dezer mannen, sieraden van Nederland, jacobus gregory onder de buitenlanders, een Arts van den eersten rang, en belijdt hij tevens aan gmelin, een der scherpzinnigste Artsen, veel verschuldigd te zijn. Hufeland en niet minder hensler zouden echter de eer der vermelding en raadpleging evenzeer waardig geweest zijn. Het werk van den laatstenGa naar voetnoot(*) wordt vooral niet te vergeefs gebruikt door hem, die wil leeren, bij de uitoefening der kunst, de natuur op den voet te volgen. Vleijend is de hulde, aan den Hoogleeraar bernard toegebragt. De Geneeskundige dienst van het Leger moge door zijne benoeming tot Inspecteur-generaal van dezelve gewonnen hebben, de wetenschap en de Leydsche Hoogeschool hebben er een gevoelig verlies door geleden. Hij behoort tot die Artsen, welke ware volgelingen van hippocrates kunnen genoemd worden. Hoe veel nut de Therapia generalis uit het voorledene kan trekken, zij behoort echter, zal zij op den duur nut stichten, met de vorderingen der wetenschap gelijken tred te houden. Deze zijn vele, vooral in de Natuurkunde (Physiologia). Eene naar deze gewijzigde algemeene Genezingsleer is behoefte. De Schrijver wil beproeven, wat hij in dezen vermag. De toepassing der Geneeskunde aan het ziekbed bij elk bijzonder voorwerp behoort echter voorafgegaan te worden door goede, doelmatige algemeene voorschriften; zonder deze blijft zij stukwerk, en kan op geene wetenschappelijke onderscheiding aanspraak maken. Het doel van den Schrijver is, langs zulk een' weg zijne toehoorders tot eene redelijke beoefening der Geneeskunde op te leiden: langs dezen weg leiden Ondervinding en Rede (§ 4) tot eene goede uit- | |
[pagina 121]
| |
komst. - Wij zouden echter de Ondervinding voor den eenigen grondslag der Geneeskunde houden, en de Rede beschouwen, als die het oordeel moet vellen, wat wezenlijke Ondervinding is, of waar zij alleen met den schijn tracht te pronken. Moge het den Schrijver gelukken, door zulke pogingen zijne leerlingen te bewaren voor zoo vele verkeerdheden, als hij bl. VI optelt! Het werk zelve bestaat uit eenige § § (20) ter Inleiding, en wordt voorts uit den aard der zake in twee, elkander in uitgebreidheid zeer ongelijke, Afdeelingen verdeeld. De eerste spreekt over de herkenning der ziekten, bl. 4-9, § 21-51. Zij bevat het bekende. Wij gaan dit gedeelte met stilzwijgen voorbij. Het andere gedeelte wordt gewijd aan hetgeen tot genezing der ziekten in het algemeen noodig is. Dit beslaat de overige bladzijden. Het wordt in twee onderdeelen gesplitst. De eene zal de algemeene voorschriften ter genezing van ziekten bevatten, waartoe zes Hoofdstukken met bijzondere opschriften zullen gebezigd worden. De andere zal de algemeene hulpmiddelen der kunst tot dit einde mededeelen. Hier zullen wederom in aanmerking komen: de eenvoudige ziekelijke aandoeningen der gelijksoortige deelen en der vochten, met de voor deze voegende geneeswijze; - de eenvoudige ziekelijke aandoeningen, welke in ongelijksoortige deelen of stelsels van organen plaats hebben, en de geneeswijze, welke in elk dezer bijzonder te pas komt. Dit alles zal in XXV Hoofdstukken behandeld worden. In de zes eerste spreekt de Schrijver beknopt over de heelkracht der natuur, de geneeswijze van den Arts; - hoe met onderscheiden beleid langs verschillende wegen de behandeling der ziekten (curatio) betracht, derzelver genezing (sanatio) beoogd wordt; - wat men daartoe over het algemeen behoeft, waarbij hij met regt zich op stoll beroept, die dengenen gelukkiger uitkomst voorspelt, welke met beleid de gepaste gelegenheid en aanwijzing tot het toedienen der middelen verbeidt, dan die, als in den blinde, slechts in eene zoogenoemde eigenaardig bepaalde (specifieke) werking heul en toeverlaat zoekt. Met genoegen ontmoet men hier meermalen § §, welke een krachtig gezegde, uitmuntende stelling of belangrijken wenk van de grootste lichten in de Geneeskunde bevatten. Celsus, baglivius, gregory worden op deze wijze als sprekende voorgesteld: de Schrijver kon zich niet beter laten vertegenwoordigen. | |
[pagina 122]
| |
Met § 238 begint de eerste onderafdeeling; in onderscheidene Hoofdstukken wordt in het algemeen meer over bepaalde geneeswijzen gesproken. - Bij de bloedonttrekkingen misten wij het kernachtig gezegde van celsus, dat bloedonttrekkingen geene nieuwe middelen zijn, maar dat het eene nieuwigheid is, dezelve overal en zonder onderscheid te willen toepassen. Bl. 54 vonden wij de aanprijzing der aderlating bij oude lieden wat al te bepaald.Ga naar voetnoot(*) Als eene uitzondering mag wel het door beginGa naar voetnoot(†) medegedeelde geval gelden, dat j. p. frank bij eenen tachtigjarigen grijsaard, in eene longontsteking, de aderlating tot 9 malen moest herhalen. Bl. 89, bij de behandeling der spissitudo sanguinis inflammatoria, had de aanwending van het salpeter (nitrum), en deszelfs waarschijnlijke wijze van werken op het bloed, wel eenige melding verdiend. § 391. Zoude bij de spissitudo atrabilaria, waar het nog altijd twijfelachtig is, of de veranderde gesteldheid van het bloed, of de werking van de lever de meeste oplettendheid verdienen, het zetten van bloedzuigers om den endeldarm niet in aanmerking hebben mogen komen? Met bl. 96, § 412, begint de tweede onderafdeeling. In deze schijnt, althans in sommige Hoofdstukken, de kortheid wat al te zeer betracht te zijn. Bij de braak- en purgeermiddelen ware het wel der moeite waardig geweest te vermelden, dat in vele gevallen, § 419 opgenoemd, welke behoedzaamheid vorderen, eene voorafgegane aderlating de dringende aanwijzing van het braakmiddel gemakkelijker maakt. Zouden wezenlijke verstoppingen in het poortaderstelsel, § 431, door purgeermiddelen verholpen worden? Had de vroeger zoo gelukkige en vernuftige bestrijder van het stelsel van broussais hier evenwel niet mogen gewagen van de voorzigtigheidsmaatregelen, welke uit eene bezadigde toepassing van dit stelsel voortvloeijen, en waardoor het te zijner tijd niet minder schadelijke misbruik van braak- en purgeermiddelen is tegengegaan? Men is thans vrij wat omzigtiger met deze middelen geworden, en met reden. Onder de antacida had, § 446, wel mogen | |
[pagina 123]
| |
vermeld worden, dat bereidingen met mineraal-zuren somwijlen de beste antacida zijn, quae atoniae ventriculi medentur, b.v. de Tinctura acida Halleri, de Tinct. acida aromatica. Dat het ontstaan van wormen, § 450, uit de generatio aequivoca verklaard schijnt te kunnen worden, is vooralsnog zeer twijfelachtig; desgelijks, dat het darmslijm derzelver wording zoo zeer begunstigt; derzelver vermenigvuldiging - dit ware mogelijk. Onder de derivantia bij buikloop, § 477, waar de aderlating op den voorgrond gesteld wordt, hadden bij Plethora abdominalis ook bloedzuigers rondom den anus eene plaats mogen vinden, doende hier dikwijls het meeste af; adstringentia komen minder te pas, dan men wel oppervlakkig vermoeden zoude.Ga naar voetnoot(*) Het XVIIIde Hoofdstuk, over de pisdrijvende middelen, getuigt van juiste inzigten omtrent deze belangrijke, vaak zoo geheel verkeerd aangelegde, wijze van behandeling. Bij zoo vele doelmatige aanwijzingen misten wij ongaarne, bij de bijzondere vermelding van enkele geneesmiddelen, het Nitrum. Bij den honigpisvloed (diabetes) vooronderstellen wij de oorzaak verder dan in de nieren te moeten zoeken, doch zijn wij nog altijd zoekende! Hetgeen de Schrijver ter verklaring van de werking der resolventia (§ 603) gezegd heeft, is nog niet volkomen toereikend. Voorwaar, er is ook geen moeijelijker vraagstuk, dan het leerstuk der resolventia, waarvan zoo velen den mond vol hebben, maar dra verstommen, wanneer het niet om woorden, maar om eene juiste bepaling te doen is. En hiermede eindigen wij dit verslag. De Heer suringar behoeft noch onzen lof, noch onze goedkeuring. Ware verdiensten worden daardoor niet meer opgeluisterd, noch winnen er iets wezenlijks door. Doch dank hebbe hij ook voor deze poging, om het zijne ter bevordering van de Geneeskunde toe te brengen! De Therapia generalis is eene belangrijke, ja de keurigste tak der Geneeskunde. Wél verstaan, is de toepassing op elk bijzonder geval aan het ziekbed gemakkelijk. En toch wordt zij zelfs aan Hoogescholen karig uitgezet, min geacht, sober bedeeld. Het werk van den Heer suringar, nog te meer verdienstelijk door in de Latijnsche taal geschreven te zijn, strekke mede ter bevordering van den wensch van hufeland, dat de Therapia generalis meer in hare regten moge gehandhaafd worden! |
|