rukken, als de man zelf gewoon is dit te doen, om eenen glimp aan het door hem beweerde te geven, willen wij allen, die eenig belang stellen in ons oordeel over capadose's prulschrift, eenvoudig opmerkzaam maken op 2 Chron. XXIII:12 enz. Toen nu Athalia hoorde de stem des volks, dat toeliep, en den Koning roemde - in het Huis des Heeren - ziet (ook) de Koning stond bij zijnen pilaar - en de Oversten en de trompetten waren bij den Koning; en al het volk des lands was blijde, en blies met trompetten; en de zangers waren er met muzikale instrumenten, en gaven te kennen, dat men lofzingen zou: toen verscheurde Athalia hare kleederen, en zij riep: Verraad, verraad! Inderdaad, men behoeft deze plaats geen geweld aan te doen, om ze op capadose toe te passen; want geheel zijn misbaar en klagt is zoo tamelijk gelijk het kleederscheuren en verraad, verraad roepen van het booze wijf, hetwelk ook om geene andere oorzaak zoo schreeuwt, dan omdat Kerk en Staat niet bestuurd worden, zoo als hare onverdraagzaamheid en heerschzucht dit gaarne zouden zien. Ware onze Overheid in Kerk en Burgerstaat waarlijk zoo heerschzuchtig en onverdraagzaam, als capadose haar wenschte, dan liep hij groot gevaar, dat aan hem bevestigd werd hetgeen in het 14de en 15de vers van hetzelfde Hoofdstuk verhaald wordt van athalia. Daar wij niet zoo onchristelijk zijn, om te verlangen, dat de man zijnen lasterlijken uitval tegen het achtingwaardigste gedeelte van zijne landgenooten met den dood zal bekoopen, voegen wij uit de beide genoemde verzen en het 21ste slechts datgeen zamen, wat tot onze pia vota behoort: Jojada zeide: brengt ze uit - en zij ging uit.
En al het volk des lands was blijde, en de stad werd stil.
De Heer kist heeft de ondankbare moeite op zich genomen, om het geschrift van capadose opzettelijk te wederleggen. Lezers, die eene meer uitvoerige beoordeeling van capadose wenschen, dan wij het