Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
‘Weet gij wel, wat bekeering is? Kom, laat mij het u zeggen: bekeering is eene volslagen verandering en omzetting van hart en wandel, zoodat wij, met een waar berouw over onze zonden, van dezelve afstand doen, en, tot God en zijne dienst terugkeerende, eene geheel andere en betere levenswijze beginnen en doorzetten. Zij is dus eene zedelijke verbetering; ja, dit is in Evangeliestijl nog te flaauw uitgedrukt. Zij is nog meer, eene verandering en vernieuwing van den mensch om Gods en om christus wil, waardoor men als het ware een nieuw schepsel wordt.’ Met deze woorden geeft de Eerw. Schrijver te kennen, wat hij door bekeering verstaat. Van omstandigheden, die wij beleven, oproergeest, oorlogsvuur en pestziekte (Cholera?), worden drangredenen ontleend, en voorts wanbegrippen bestreden, welke misschien nog meer algemeen zijn, dan men wel eens zich verbeeldt. Wij gelooven, dat de toon getroffen is, welke op zekere soort van lezers den meesten indruk kan maken, doch bij meer geoefenden niet zoo zeer ter aanbeveling zal strekken. Gaarne erkennen wij het veelvuldige goede in dit werkje. Naar ons oordeel ware het echter beter geweest, zoo de Heer sonstral meer bepaaldelijk had aangewezen, tot welke gebreken en ondeugden onze natie thans bijzonder overhelt. Bij al het goede, waarover wij, vooral in de laatste drie jaren, ons mogten verblijden, wordt er toch ook veel kwaads gevonden, dat geene plaats behoorde te hebben. Veelligt is wel eens geprezen, wat geenen lof verdiende. Onderscheidt zich onze landaard in eenige opzigten allezins voordeelig, daar blijven echter nog verkeerdheden over, die verbeterd moeten worden. Had de Eerw. Schrijver hieromtrent eenige gepaste wenken gegeven, zijn vriendelijk woord, naar wij meenen, zou in nuttigheid gewonnen hebben. Ware voorts opzettelijk en duidelijk aangewezen, dat ieder mensch, zoo wel de meer gevorderde, als de nog achterlijke, bij voortduring zich ernstig op verbetering moet toeleggen, ook hierdoor wel bijzonder zou de waarde van het boeksken verhoogd zijn. Wij vreezen althans, dat menigeen, die geene echt Bijbelsche begrippen van bekeering heeft, ook na het lezen van dit woord zich nog zal blijven verbeelden, dat dezelve in korten tijd of plotselijk en op eenmaal geschiedt. De Heer sonstral wil dit gevoelen geenszins begunstigen, maar had er beter voor kunnen waarschuwen. | |
[pagina 82]
| |
De stijl is vrij duidelijk, doch overigens niet boven het middelmatige. Enkele uitdrukkingen althans luiden vreemd, b.v. op bl. 9: Ik heb plan u het verzuim der bekeering van hare zwarte zijde voor te stellen, en u tot derzelver bespoediging aan te moedigen; en bl. 37: Hebt gij dan, o medeveroordeelde ten doode! enz. |
|