Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835

Petits Poëmes à l'usage de l'Enfance, traduits de Jér. van Alphen, par Aug. Clavareau, Membre de la Société Litt. de Leide, Chev. de l'Ordre du Lion des Paysbas. à Utrecht, chez J.G. van Terveen et Fils. 1834. 12mo. 118 p. f :-50.
Gedichtjes voor de vrolijk ontluikende Jeugd, door Petronella Moens. Met Plaatjes. Te Haarlem, bij de Wed. A. Loosjes, Pz. 1833. 12mo. 140 bl. f :-90.

Het is voor eenen Nederlander eene aangename waarneming, dat de uitstekend lieve Gedichtjes voor Kinderen van zijnen voortreffelijken van alphen, die hem in zijne kindschheid zoo vermakelijk en nuttig geweest zijn, na zoo vele jaren, door eenen vreemdeling in de Fransche taal worden overgebragt. De taak is voorzeker niet gemakkelijk; en de Overzetter derzelven, de Heer clavareau, betuigt ook, in zijne Préface, dit gevoeld te hebben. Bij de overgieting moet er van den fijnsten geest van naïefheid, waarin zij zoo zeer uitmunten, veel vervliegen: en hoewel het waar is, wat hij zegt, ‘que tous les poëmes de van alphen sont excellens pour tous les pays’; het is niet minder waar, dat een echt Nederlander daarin voor Nederlandsche kinderen gedacht en gedicht heeft, en dat zulks de overbrenging in Fransche gedachten en gedichten nog moeijelijker maakt. Het doet ons echter groot genoegen, na lezing en vergelijking, te mogen verklaren, dat deze Overbrenger zich van zijne taak zeer loffelijk gekweten, zich met den geest van zijnen Schrijver regt gemeenzaam gemaakt, en denzelven, hoe veel het ook hier en daar moest verliezen, doorgaans in zijne taal gelukkig uitgedrukt heeft. Dit nader na te gaan, en de overeenkomst of het verschil breedvoerig aan te wijzen, zou een ondankbare arbeid zijn; en wij betuigen liever onzen

[p. 78]

dank aan den Heer clavareau voor de niet geringe moeite, hieraan besteed. Voorts vereenigen wij ons gaarne met den wensch van den Heer van alphen, den achtingwaardigen Zoon des beroemden Mans, onlangs, bij de aanbieding dezer vertaling, in de Tweede Kamer der Staten-Generaal uitgesproken, dat de kinderen van onze Fransche of verfranschte naburen door dit werkje mogen doortrokken worden van de beginsels van Nederlandsche godsdienstigheid en zedelijkheid: en hoewel wij het gebruik van deze overzetting aan onze landgenooten, die het noodig mogten rekenen, gerust mogen aanprijzen, voegen wij er nogtans den wensch bij, dat hetzelve dat der oorspronkelijke Gedichtjes in geenen deele moge verdringen.

Ook de werkzame en verdienstelijke Mejufvrouw moens blijft voortgaan, zelfs in hare klimmende jaren, voor het nut en genoegen der jeugd te arbeiden, waarvan de boven aangekondigde Gedichtjes eene nieuwe en aangename proeve zijn, die zij wil aangemerkt hebben, als gelijkvormig aan haar Letterkransje voor lieve en brave Kinderen, in 1808 uitgegeven, en in 1828 voor de vierde maal herdrukt. Dat zij onzen eenigen van alphen, wien men ziet dat zij hier en daar navolgt, niet nabijkomt, erkent zij zelve, en moeten wij haar, zoo wij opregt zullen zijn, volkomen toestemmen; maar wij mogen ook haar edel doel en loffelijk pogen, om nuttig te zijn en te vermaken, zeer prijzen. Mag Rec. zijne gedachten in algemeene bewoordingen uitdrukken, dan zal het hierin bestaan, dat er in dit bundeltje verscheidene eenvoudige en lieve gedichtjes voorkomen, die den kleinen gewis behagen zullen; dat echter ook vele wat te lang en te wijs beredneerd, sommige zelfs boven de spheer van kinderen van 5-10 jaar zijn, voor welke de Schrijfster ze bestemd heeft, en eenige welligt beter in een aangenaam onderhoudend prozaïsch verhaal, dan in berijmd proza zouden kunnen voorgesteld worden. Bij wijze keus nogtans en verstandig gebruik, zal ook dit boekje, dat met 6 lieve plaatjes versierd is, onder de kinderboekjes, ter afwisseling, eene goede plaats beslaan.