| |
Uittreksel uit een oud boekje.
Aan den Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Weledel Heer!
Bij het bewerken der Beschrijving van Dordrecht, en vooral van Beroemd Dordrecht, komen mij vele zeldzame, en bijna geheel in vergetelheid geraakte, boekjes in handen. Onder eenige anderen kreeg ik onlangs het volgende: Dansfeest der Dochteren te Silo: wt den woorde Gods, de Oudt-vaders, ende Heydensche Autheuren met syn behoorlycke sauçe op-gedischt. Door petrum wassenburgh, Bedienaer des H. Evangelii tot Dordrecht. Tot Dordrecht voor françoys boels, Boec-verkooper, wonende by 't Stadthuys, in de gekroonde Duyf. Anno 1641, in 16mo. 212 bladz.
De Schrijver van dit boekje, petrus wassenburgh, werd in het jaar 1612 te Portugaal en Hoogvliet beroepen, kwam in 1619 te Amersfoord, werd vervolgens bij leening, gelijk men in die dagen dikwijls gewoon was te doen, aan de Gemeente te Utrecht afgestaan, en vertrok in 1629 naar Dordrecht, waar hij de opvolger van den weinig bekenden, maar
| |
| |
buitengemeen verdienstelijken, balthazar lydius werd. In deze laatste stad werd hij, als braaf en godvreezend Christen en als geleerd en verstandig Leeraar, hoog gewaardeerd, en genoot hij de achting zijner gemeente en de vriendschap en omgang van de deftigste en geleerdste mannen van zijnen tijd, een tijdvak zoo rijk in schrandere vernuften! Omtrent het jaar van zijn overlijden vind ik het volgende, in de MS. Beschrijving van Dordrecht, bl. 64, door herman oem, opgeteekend: ‘In 't jaer 1655 den 7 April s' woensdags omtrent drye ueren na de middach is gestorven de godsalige en vrome Leeraer, D. wassenburgh, nadat hij over de 25 jaeren binnen Dordrecht gestaen hadt, hadt des sondachs acht dagen voor syn rust noch het avontmael wtgedeelt in de groote kerck.’
De vermaarde en echter weinig bekende Dichteres, margaretha godewyck, vervaardigde een Gedicht bij het afsterven van haren waarden Vriend en Leeraar, in handschrift nog voorhanden, en dus eindigende:
‘Nu ghy Gryse, oudt van jaren,
Die van ons syt opgevaren,
Laet ons in des werelts zee
Woelen, ge hebt een beter stee!
De Eng'len, doen sy u vernamen,
Vlogen in de lucht te samen,
U met vreughde te gemoet,
Met een heusseliken groet,
Kusten uwen mont, en spraken:
Welkom, Soon! wilt u vermaken,
Boven in des Hemels throon.
Noit geen hereliker croon!’
In zijne plaats kwam laurens laurentius uit Nijmegen, en werd den 23 Mei 1656 door D. dibbetius bevestigd.
Het bovengemelde boekje werd vervaardigd bij gelegenheid, dat er op eene classicale vergadering, in
| |
| |
1641 gehouden, was goedgevonden: ‘dat men alle ydelheid en lichtveerdigheid in dansen, kleedingen, maaltyden en andere excessen door de kerken zou soeken te weeren;’ gelijk uit de Dordsche Kerk-Acta van dat jaar blijkt.
Het is mijn oogmerk niet, thans over den inhoud en de waarde van hetzelve te schrijven, maar alleen om een gedeelte der Voorrede, waarin men eene breedvoerige schets van de zeden van dien tijd ontmoet, mede te deelen, ter overweging van hen, die onze Voorouders voor halve Heiligen houden, en de zeden van die dagen verre boven die van onzen tijd gewoon zijn te verheffen.
‘Wy moeten eylaes (dus drukt de welmeenende voorganger zich uit) tot onser schaemte ende schande bekennen, dar het heden ten dage (1641) alsoo gaet, gelyck de Heere voorseyt heeft, dat het in de laetste dagen gaen sal. Matth. 24. 12. Dat de liefde in velen sal verkouden, ende de ongerechtigheyt vermenighvuldight werden, ende Luc. 18. 8. Als den Sone der menschen komen sal, sal hy oock geloove vinden op der aerden? want het is nu gelyck den Propheet Esaia klaeght van synen tyt, cap. 22. 13. seggende: siet alsnu isset enckel vreughde enz. Want het heeft huyden ten dage met ons een bedroeft wesen, ende zyn beklaeghlicke tyde die wy nu beleven, ende dat beyde soo ten aensien van de religie ende Godsdienst, als ten aensien van het leven ende de wandelinge des menschen.
Wat de religie en den uyterlicken Godsdienst aengaet, daer is een generale kleynachtinge, dat meer is, een walginge, ja een geheele verachtinghe van des Heeren H. woort, een groote ende grove ontheyliginge van den Sabbath, ende een schandelick misbruyck van syne H. Sacramenten. Dat men dien grooten ende kostelycken schat van des Heeren H. woort - niet en achtet, dat men daervan walget, gelyck de kinderen Israëls eertyts van het He- | |
| |
mels-broot walghden, dat men hetzelve - verachtet, ende geensins nae des Heeren woort wil hooren, nochte daer na doen, gelyck de Propheet Jer. cap. 44. 17. ten synen tyde oock klaeghde over de kinderen Israëls, ende in den Nieuwen Testamente de Heere Christus, Matth. 23. 37. 38. Dat men den rust-dagh des Heeren, niet alleen door den gewoonlicken arbeyt, handelinge ende koopmanschappen, maer noch bovendien ende aldermeest door boose ende sondighe wercken, soo schandelycken komt te ontheylighen, dat men oock de getrouwe Leeraers van Gods woort - niet alleen kleyn acht, maer oock bespot ende veracht, soo datse haer lied ende gespel moeten zyn in hare drinck-huysen ende gelagen - ende om dit te bewysen is niet noodigh vele redenen, ofte oock exempelen voort te brengen, dewyle de daghelicksche droevige ondervindinge, ende den jammerlicke toestant der kercke, ons sulcx soo klaer als den dagh, leert ende vertoont, door de verscheiden dwalingen, secten enz.
Wat belangt het leven ende de wandelingen der menschen huyden ten dage, daervan getuycht ons mede de droevige ondervindinge, dat niet alleen de menschen in 't goed doen vertragen, ende langhs soo meer tot de sonde komen te vervallen, ende daer inne haer vermaeck beginnen te nemen: maer oock dat de betrachtinge van goede wercken, ende rechte practycke der godsaligheyt, begint versuymt, veracht, jae geheel als verbannen te werden, ende dat in tegendeel allerley sonden ende ongherechtigheden onder den menschen beginnen de overhant te nemen, als van lasteren, evelen, vloecken, lichtveerdigh sweeren ende allerley misbruyck van den Name des Heeren. Van ongehoorsaemheyt, rebellie, verachtinge, ende bespottinge van ouderen, overheden, ende alle die over andere gestelt zyn. Van haet, nydt, twist, kyvaegien, wraeck-gierigheyt, schelden, ende verachten van synen naesten, jae van vech- | |
| |
ten, slaen, quetsen, verlemmen ende dooden. Van onreynigheyt, hoererye, overspel, vrouwen-kracht, bloet-schande, vervoeringe ende ontschaeckinghe van dochters, ende diergelycke grouwelen van onkuysheyt meer. Van hoovaerdye, pracht en kostelickheyt van kleedinge, in stoffen ende koleuren, nieuwe snuffen ende vremde fatsoenen van drachten, die van Engelsche, Fransche, Spaensche, ende andere Natien, oock onsen formelen vyanden ontleent zyn: mitsgaders de overtollighe omhanghselen, optooyingen ende verçierselen van lichamen onder de vrouwen, van Spaensche kappen, paruycken, vremde hulselen, bloote hoofden, vremt ende gepoedert hayr, hanghende locken, corallen, peerlen, silver, gout ende dierghelycke oppronckerye meer van den armen ende stinckenden maden-sack. Van dronckenschap, brasserye, suyperye ende overdaet in eten, drincken, slempen, leckernye, en delicatessen. Van gierigheyt, dieverye, rooverye, ende onderdruckinghe van den armen, niet alleen door openbaer gewelt, maer oock onder schyn van rechte, met elle, mate, ware, gewichte, munte, woecker, ende andere quade
practycken. Van liegen, bedriegen, overlasten ende onderdrucken van synen naesten. Van het begeeren, onder-kruypen, onderkoopen, ende ontvremden van de goederen, neringen, koopmanschappen ende andere handelingen der menschen enz. Derhalven men huyden ten dage tot ons met soo goeden recht magh seggen, als de Heere eertyts tot synen volcke seyde, door den Propheet Hoseam, cap. 4. 1. 2. 3: Hoort ghy kinderen Israëls des Heeren woort, want de Heere heeft oorsake te schelden, die in den lande wonen, want daer en is geen trouw, geen liefde, geen woort Gods in den lande’ enz.
Dordrecht, 10 Sept. 1834.
g.d.j. schotel.
|
|