al de boeken, die de Godgeleerden over de Godheid hadden geschreven.
Volgens plinius, lachte zoroaster, toen hij geboren werd, en thomas morus, toen hij stierf. Wie is de uitmuntendste dezer twee?
De maatschappij heeft, zoo wel als de hemel, hare gevallene engelen, die, door de ondeugd misvormd, in hunnen val kinderen der duisternis zijn geworden.
Helaas! wij ondeeligen (individus) weten zeer wel te spreken over de pligten der koninklijke waardigheid, en, indien wij er mede bekleed waren, zouden wij niet weten, hoe wij er mede moesten omgaan. Er is een groot onderscheid tusschen praten en regeren.
Plato en pythagoras waren, wel is waar, blinde heidenen, maar geloofden nogtans, dat de loop der sterren een concert uitmaakte. Looft dan Hem, die deze muzijk in toon en maat bragt! Alles, wat adem heeft, looft den Heer.
Voorzigtigheid, bij het uitoefenen van weldadigheid, blijft altijd een teeken van menschelijke koelheid. Wie niet gaarne geeft, houdt gewoonlijk eerst een lang onderzoek, meer naar de levensgeschiedenis dan naar de behoefte des lijders, en doet allerlei troostelijke voorstellen. De ware weldoener onderzoekt slechts naar den nood. Hij vraagt niet lang naar stand en naam. Zijne vertroostingen zijn stille tranen, en overal, waar hij de eb der armoede aanschouwt, stroomt de vloed zijner barmhartigheid mild en zegenend binnen.
Ware beschaafdheid is inderdaad het zout der zamenleving; zij is de liefelijkste gezellin der deugd. Maar bij ongeluk is er ook eene valsche beschaafdheid, die met regt eene pest der zamenleving mag genoemd worden. Men wordt gemeenlijk haar bedrog eerst gewaar, wanneer het te laat is. Zij stelt den toon van vele Fransche schriften, welke men hier gretig ontvangt. Zij verleidt onze jeugd, betoovert onze vrouwen, en brengt niet zelden onze deftigste burgers in verwarring. Wij volgen haar eerst uit ligtgeloovigheid, vervolgens uit zwakheid, en eindelijk uit wellustige begeerte, tot dat zij ons op den boord eens afgronds geleidt.