gaf den Dagbladschrijvers aanleiding tot onderlingen twist, maar bleef desniettemin de lievelinge van Berlijn en van het Hof, hetwelk haar tot Koninklijke Hof- en Kamerzangeres benoemde.
In den zomer van 1826 reisde zij naar Parijs, waar zij desgelijks met de grootste geestdrift ontvangen werd. Zij keerde over Frankfort en Weimar naar Berlijn terug, en werd kort daarna, voor twee jaren, aan de Italiaansche Opera te Parijs geëngageerd. In 1827 verliet zij Berlijn, en zong vervolgens in de Italiaansche Opera te Londen en te Parijs. In 1830 verliet zij Parijs, waar ook de Koninklijke Familie haar met veel onderscheiding had bejegend, en betrad wederom het Berlijnsche tooneel. Doch, reeds tijdens haar verblijf te Londen en te Parijs, was zij, in 't geheim, met den Graaf rossi, Geheimschrijver bij het Sardinische Gezantschap, gehuwd. De geboorte van een kind uit dezen echt werd vooreerst verborgen gehouden; maar er liepen kwaadaardige vertellingen rond, en reeds had het gerucht de halve waarheid verbreid, toen nog altijd de openbaarmaking van den echt achterbleef. De Zangeres wilde nog eerst eene reis, als Concertzangster, door Europa doen, en alleen te Berlijn het tooneel betreden. Deze hare laatste reis geleek een triomstogt. Onbeschrijfelijk was de ontroering des publieks te Berlijn, toen zij daar, op den 19 Mei 1830, met de rol van Semiramis hare theatrale loopbaan besloot. Nog zong zij te Petersburg en te Moskou met schitterend gevolg, en keerde vervolgens over Hamburg naar de Nederlanden terug. Nadat nu de echtverbindtenis in het openbaar was verkondigd, bleef zij met haren Gemaal te 's Hage wonen. Hare levensomstandigheden zijn allergelukkigst, welke geruchten van het tegendeel deswege mogen
geloopen hebben.
Als Operazangeres vereenigde zij, met de bekoorlijkste jeugdige gestalte, de gemakkelijkste en bevalligste voordragt. Reeds van hare vroege jeugd aan was haar een zeldzame omvang van stem eigen, benevens de gaaf, om alle moeijelijkheden, als ware het een spel, te boven te komen. Hare toonen waren liefelijk, helder en zuiver; hare stem ongemeen buigzaam; hare voordragt juist, bevallig en vol uitdrukking; hare daarstelling sierlijk, wegslepend, betooverend. Zij verstond het eenvoudige, kunstelooze gezang even goed, als de loopen en versieringen der nieuwere Italiaansche school. Inzonderheid verwekte haar fluitgelijkend pianissimo mezza