Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe sneeuwoogst van napels.In Engeland en andere landen van het Noorden wordt zelden ijs gebruikt, en men beschouwt hetzelve als tot de weelde der rijken behoorende; maar in de heete luchtstreken van het Zuiden, inzonderheid in Sicilië en te Napels, wordt het gedurende het zomersaizoen tot de volstrekte behoeften van het leven gerekend, en, op eene of andere wijze, gebruikt door alle klassen, de armste niet uitgezonderd. Wij voor ons gelooven, dat geen reiziger, welke die streken in het warme saizoen bezocht, het ijs en ijswater niet als een natuurlijke zegen of ligchamelijke weldaad beschouwde. De wijn in die landen, schoon in de koelste kelders bewaard, en het water, schoon uit de diepste wel of bron geput, wordt, na zeer korten tijd aan de lucht te zijn blootgesteld, zoo laauw en walgelijk, dat het naauwelijks drinkbaar is, en, gedronken wordende, niets verfrischt. Gedurende de brandende, uitputtende hitte van Junij, Julij en Augustus, zal zelfs de Napelsche Lazzaroni het met versmading afwijzen, indien er geen sneeuw bij is om zijn' drank te verkoelen; maar geef hem een handvol bevrozene, glinsterende sneeuw in zijn glas, de minste wijn van een' stuiver de flesch, of het eenvoudige water zelve, wordt nektar; hij drinkt met verheuging, en is inderdaad verkwikt. Wij spraken van ijs en ijswater, omdat zulks de gewone benaming is in ons land, ontleend van de zelfstandigheid, waaruit het bestaat; maar in het zuiden van Italië is het geen ijs, maar sneeuw, die altijd gebruikt wordt; de hoeveelheid, jaarlijks genuttigd, inzonderheid wanneer de zomers lang en buitengewoon heet zijn, is verbazend. In de lage landen ligt, zelfs in de koudste winters, nooit sneeuw op het aardrijk; maar op de Apennijnen, welke zich | |
[pagina 664]
| |
over het geheele schiereiland uitstrekken, heeft men een' onuitputtelijken voorraad van die onwaardeerbare zelfstandigheid. Sommige van de hoogste bergen dier groote keten, als Il gran Sasso d' Italia en Monte Majello (beide in de Abruzzi), hebben op hunne kruinen het geheele jaar door sneeuw, en zelfs ijsbeddingen in eenige van hunne diepe kloven; maar gemeenlijk verdwijnt de sneeuw van den rug der Apennijnen tegen het einde van Mei; en wierd er geen kunst en voorzorg te werk gesteld, zoo was het niet mogelijk, om dezelve alsdan te bekomen, wanneer men er de meeste behoefte aan heeft. De Napolitanen graven daarom diepe holen of putten, hoog op aan de helling van den berg, of maken soms gebruik van natuurlijke kelders tusschen de rotsen. In deze verzamelen zij in het saizoen, wanneer zij de sneeuw kunnen bekomen, dezelve in breede, dikke, helder witte lagen. De sneeuw wordt wél te zamen geperst, en als de kloof of put ten naastenbij vol is, werpen zij er zekere hoeveelheid stroo, verdorde bladeren en boomtakken op, om de sneeuw voor de buitenlucht te beveiligen, en sluiten daarna den mond van den kelder, zoo veel zulks doenlijk is. Deze sneeuwkelders zijn meestal ten noorden van den berg gelegen. Door gepaste opmerkzaamheid op derzelver ligging en de streek van het kompas; door partij te trekken van zware boomen, die in den zomer door hunne digte lommer schaduw en koelte aanbrengen, of van eene diepe, naauwe spleet, waar de zon nimmer doordringt, kunnen deze magazijnen ook veilig benedenwaarts den berg geplaatst worden, en wel zoo laag, als de sneeuw valt en blijft liggen. Dit is een voordeel van geene geringe waarde, dewijl de arbeid en de kosten des vervoers daardoor zeer verminderen, van wege de nabijheid der markt en den meer gemakkelijken toegang. Wanneer de sneeuw in eenige hoeveelheid valt op het lagere en bewoonde gedeelte des bergs, geeft zulks aanleiding tot groote vreugde onder de landlieden, die van alle kanten bijeenkomen, om dezelve te verzamelen en in veilige sneeuwkelders te bergen. Ik was eenmaal getuige van een zonderling en levendig tooneel van dien aard. Ik reisde van Napels naar Apulia, en doorkruiste de eerste of laagste reeks der Apennijnen, tusschen Il Cardinale, Monte forte en Avellino, wanneer er eensklaps eene zware sneeuwbui op- | |
[pagina 665]
| |
kwam, welke den grond spoedig met een dik wit kleed bedekte. Zoodra de vlokken in menigte en aanhoudend begonnen te vallen, juichte al het volk, en terstond kwamen mannen, vrouwen en kinderen aanloopen met harken, schoppen, manden, kruiwagens, pakmatten, en alwat voor de hand lag, om den gevallen' schat in te zamelen. De Israëlieten in de woestijn konden bezwaarlijk meerder vreugde betoonen bij het vallen van hun manna. Zij zongen, lachten, juichten en schertsten met elkander op hunne levendige wijze, intusschen geenszins verzuimende de sneeuw met ijver te vergaderen. Geen vermakelijke sneeuwballenjagt, zoo als wij zulks noemen, had er plarts; - de stoffe was veel te edel, om op zulk eene wijze verkwist te worden. Ballen, ja, werden er gemaakt, van verschillende grootte; maar deze werden door de kinderen zeer voorzigtig langs den bergkant naar beneden gerold, om in de ijskelders geworpen te worden. Allen hadden blijkbaar een' voorsmaak van het genot en de verfrissching, welke deze wintergift hun gedurende de aanstaande zomerhitte en verstikkende Sirocco zou verschaffen, waarschijnlijk tevens niet voorbijziende de winst, welke hun voorraad hun zou aanbrengen, door den verkoop der te missene sneeuw aan hunne naburen in de heete, uitgedroogde, dorstige landen van de Terra di Lavoro. Toen wij de menigte bezige lieden en kinderen naderbij kwamen, riepen zij ons toe: Ecco, Signori, una bella racolta! questa è una bella racolta! (Ziet, Heeren, welk een schoone, welk een heerlijke oogst!) Om de stad Napels, eene der grootste hoofdsteden van Europa, te voorzien, welke eene bevolking telt van 400,000 zielen, allen sneeuwgebruikers, is eene uitgebreide bergstreek bestemd. Van de Apennijnen en al de naburige takken dier bergen wordt, gedurende de zomermaanden, aanhoudend te land en te water sneeuw aangebragt, bij voorkeur te water, omdat door dit middel van vervoer de sneeuw zuiverder, minder aan smelten onderhevig is, en minder van transport kost. Honderden mannen en jongens worden uitsluitend tot dit werk gebezigd. Een der bergen levert inzonderheid voorraad voor de hoofdstad op, namelijk de Monte Sant Angelo, de hoogste punt van het stoute voorgebergte, 't welk de baai van Napels van die van Salerno scheidt. Deze berg, welke | |
[pagina 666]
| |
zich onmiddellijk achter de stad en haven van Castellamare majestueus verheft, is 12 mijlen van Napels zelve gelegen. Uit hoofde van dien korteren afstand en het voordeel van den watervervoer, wordt de sneeuw aldaar met grooten ijver en zorg ingezameld, en de berg Sant Angelo is wel voorzien van de reeds vermelde kelders en groeven. Sommige van deze bevatten een' onmetelijken voorraad van sneeuw; maar, hoe groot dezelve ook zij, die voorraad verdwijnt echter spoedig onder de handen des werkmans, die met van ijzeren punten voorziene stokken en schoppen in dezelve graaft, omtrent zoo als de arbeiders in de zoutmijnen. Deze arbeid wordt gedurende den avond en nacht verrigt, dewijl Fahrenheit's thermometer over dag dikwijls 90o a 100o teekent in de zon. Lange rijen van muilezels, gelijkende naar kleine karavanen, beklimmen den berg naar de sneeuwkelders; aldaar worden zij beladen met groote sneeuwklompen, zoo veel mogelijk voor de buitenlucht beveiligd, en dalen alsdan, met al den spoed, welken zulk eene zware vracht gedoogt, langs steile, op sommige plaatsen zeer gevaarlijke wegen, af, van QuisisanaGa naar voetnoot(*) naar Castellamare, tot aan de kaai, waar groote booten gereed liggen, om hare lading te ontvangen. Zoodra de zoo broze bevrachting van eene dezer booten volbragt, en met stroo, drooge bladeren en pakmatten is gedekt, vertrekt zij oogenblikkelijk naar Napels; de tijd der afreize is van 12 ure 's nachts tot 2 ure in den morgen. Ze zijn alle van mast en zeilen voorzien, of zulks haar te stade mogt komen op de terugreize; maar wijl er, in eenen zomernacht, zelden een koeltje in de baai heerscht, zijn dezelve van weinig of geen nut in de heenvaart, en de manschap is verpligt, gebruik te maken van lange boomen en riemen. Deze arbeid valt, van wege de plompe en gebrekkige zamenstelling der booten en de zware vracht, bij uitstek zwaar, inzonderheid wanneer zij oponthoud bij de afreize gehad hebben, en bedreigd worden door de opgaande zon, alvorens zij de haven van Napels kunnen bereiken. Vuur behoorde aangebragt te worden tot behoud | |
[pagina 667]
| |
der sneeuw. Eene kleine stoomboot moest eene reeks dezer booten op sleeptouw nemen, en den tijd der overvaart verzekeren. Gedurende de zomernachten weêrgalmt, als 't ware, de stad Castellamare onafgebroken van het getrappel der muilezels, het geschreeuw en gezang der drijvers, het gedruisch bij het afvaren der sneeuwbooten, het gejuich der manschap, en het geklots van hunne zware riemen, dat zelfs ver buiten de baai van Napels gehoord wordt. Zoodra de sneeuwbooten in de haven van Napels aankomen, worden ze terstond ontladen door eene menigte facchini of sjouwers, uitsluitend tot dat werk gebezigd. Deze knapen, die zeer vlug en sterk zijn, ofschoon hun voorname voedsel bestaat in brood, olijven, knoflook, enz. afgewisseld met maccaroni, loopen met hunne lading sneeuw van den waterkant naar een groot, koel gebouw, ingerigt om dezelve te ontvangen. Dit gebouw, la Dogana della Neva, of het Sneeuwtolhuis, genaamd, is eenigzins achterwaarts van de haven gelegen, niet ver van het groote Napelsche tolhuis. Aan dit algemeene dépôt komen de handelaars in het klein uit alle wijken der uitgebreide stad zich voorzien, en er is naauwelijks ééne straat in Napels, hoe ellendig en afgelegen dezelve ook zij, die niet zijne sneeuwwinkels heeft. Volgens eene oude landswet, mogen deze winkels, gedurende het heete saizoen, nimmer bij dag of nacht gesloten zijn, of, indien de eigenaar zijne deur wil sluiten of zich verwijderen, moet hij iemand in den winkel laten, gereed om sneeuw te verkoopen, wanneer dezelve geëischt wordt. Eene dergelijke wet bestaat er ook omtrent de apothekerswinkels, en wel het geheele jaar door: deze wet is in onbruik geraakt; maar de volksbehoefte houdt die omtrent de sneeuw verkoopers steeds in wezen. Nog verdient het opmerking, dat de sneeuw op zichzelve eene artsenij en een voorbehoedmiddel is. Zij wordt inwendig in natura gebruikt, of ook gemengd met siropen en kruiden, en uitwendig plaatselijk aangebragt voor hoofdpijn, verrekkingen en ontelbare andere ongemakken. De op deze wijze gebruikte hoeveelheid is zeer groot. Sneeuw mag inderdaad de genees- en heelmeester der behoeftige Napolitanen heeten, dewijl ze zelden een' anderen raadplegen. |
|