Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Zondag te New-York. - Rangzucht. - Loterij.Ieder volk heeft zijne nationale feesten. De gansche Christenheid in Europa viert den zondag, en na de godsdienstoefening wijdt men veelal eenige uren aan uitspanning en gezellige vreugde. In Engeland worden de zondagen reeds plegtiger en somberder; maar in Amerika zijn dezelve ongemeen treurig. Men toont overdrevene naauwgezetheid en bekrompene gehechtheid aan gewoonten. Eenmaal voormiddags en eenmaal namiddags stroomen de scharen der geloovigen langs den Broad-way naar hunne verschillende bedehuizen; buitendien zijn de straten ledig, de winkels en huizen gesloten. De stilte van het graf heerscht er alsdan, en het is niet raadzaam, dezelve af te breken. De bekoorlijke omstreken worden slechts door Negers en dienstboden bezocht, welke des avonds bij hunne terugkomst een weinig levendigheid in de stad brengen. Oppassers, of rustbewaarders, kennelijk aan hunnen lederen pet en dikken, van onder met ijzer | |
[pagina 610]
| |
beslagenen stok, waken tegen alle stoornis van den rustdag, en staan te dien einde op kleine afstanden van elkander gereed, om openbare vreugde en vermakelijkheden te beletten.Ga naar voetnoot(*) Intusschen zijn de kroegen vol menschen, die daar in stilte drinken, terwijl gewoonlijk de deur half open staat. Daar treedt uit zoodanig huis een vrolijke knaap, in Duitsche boeren-kleederdragt. Hij geeft aan zijn hart lucht, en juicht van vreugde, dat hij in het land der vrijheid zich bevindt. Maar de naaste oppasser roept hem toe: Stil, knaap! De jongeling verstaat hem niet, en stoort zich geenszins aan de waarschuwing. De man met den stok slaat hem den nieuwen hoed van het hoofd. De Duitscher zoekt gelijk met gelijk te vergelden, vergrijpt zich aan den achtbaren policiepet, en het vrije volk van New-York, zich in deszelfs rustbewaarder gehoond achtende, valt woedend op den rustverstoorder aan, en sleept hem naar den tower. Ten zelfden tijde werden er met hem andere rustverstoorders binnengebragt - een Zwitser, die op straat had gesloten; twee Franschen, die te zamen zeer luid gepraat en daarbij schaterend gelagchen hadden; eene Zwabische familie, welke plannen voor de toekomst maakte, waardoor, omdat allen te gelijk snapten, een groot rumoer ontstond; eene halve Wurtembergsche gemeente, welke de stoutheid had gehad, op zondag een vaderlandsch liedje aan te heffen. Die allen werden, onder een' sterken toevloed van menschen, naar den tower gevoerd, en, dewijl zij eerst weinig lust toonden, om van zoo onverwachte herbergzaamheid gebruik te maken, door de stokslagen der rustbewaarders genoodzaakt, zich te onderwerpen. Buiten deze, nu en dan plaats hebbende, opschuddingen, is het op straat zoo ongemeen stil, dat men alleen het fashionable slepen der voeten, den eigenlijken zondagstred van de ontelbare, uit de bedehuizen terugkeerende, menigte, en het geschreeuw van den kleinen loofvorsch hoort. Het gebeurt intusschen ook, dat hier en daar een Kwaker of andere ijveraar eene soort van preek houdt op straat. | |
[pagina 611]
| |
De zondag heeft dus zekere eentoonigheid, die echter in de lange en vervelende avonden dikwijls door het ontstaan van brand wordt afgebroken. Dit gebeurde ook thans weder. Daar het een schoone zondagavond was, wandelde ik met mijne kinderen. Op verscheidene plaatsen ontstond brand. De verwarring, hierdoor veroorzaakt, deed mij besluiten, om naar huis terug te keeren. Ik kwam voorbij den winkel - salon, zegt men hier - van den friseur charles martell. Dezelve was gesloten; doch men hoorde achter de deur eene guitarre, die een volksliedje, dat half luid gezongen werd, accompagneerde. Onwillekeurig bleef ik een oogenblik staan; dit voorbeeld volgden meer anderen, en weldra had zich een kleine troep gevormd. Eigenlijke policie is er in Amerika niet; maar oppassers of rustbewaarders loopen er in menigte door de straten. Één derzelven stond dan ook weldra bij ons. Toen hij het snarenspel vernam, sloeg hij met zijnen vreeselijken ambtsstok op de deur. Charles martell trad buiten, en zeide, met veel tegenwoordigheid van geest: ‘Mijnheer de straat-officier! en gij, mijne lieve Ladys en Gentlemen! stelt u gerust; in mijn huis wordt de Sabbat niet ontheiligd. Alleen om den heiligen dag Christelijk te eindigen, heb ik met mijn gezin eenen lofzang aangeheven.’ - ‘Dat mag zijn,’ sprak de door den nieuwen titel gevleide dienaar van den Staat. ‘Het is kerkgezang,’ mompelde de menigte en verwijderde zich. Toen ik te huis was gekomen, en zat te peinzen over de ontmoetingen van dezen avond, werd ik somber te moede. Om uit die stemming te geraken, zettede ik mij voor de piano neder. Naauwelijks had ik eenige toonen aangeslagen, of een paar steenen vlogen door het venster; mijn groote spiegel viel in stukken op den grond, en mijne lamp ging uit. Bevende sloop ik in mijn bed, en wenschte het vrije, onafhankelijke, oppermagtige volk der Vereenigde Staten een' goeden nacht! Wie weet, welke wenschen uit den tower, te gelijk met den mijnen, naar den hemel opstegen!... Intusschen vindt men bij vele lieden eene piano of een klavier staan. Het is door de mode een stuk huisraad geworden, even zoo onontbeerlijk als de groote Bijbel. Beide schijnen in de meeste huizen opzettelijk zoo geplaatst te zijn, dat ze in het oog moeten vallen; maar beide hebben ook dit gemeen, dat ze soms in langen tijd niet geopend worden. Vele straten worden op zondag met ketens versperd, zoo- | |
[pagina 612]
| |
dat men door dezelve niet kan rijden. Eene Amerikaansche stad heeft geene andere wandelplaats, dan de straat. Alleen in New-York is men zoo verre van de strengheid afgeweken, dat de ketens een paar uren op den dag weggenomen worden. Speelkaarten en dobbelsteenen mogen niet verkocht worden; biljart en damspel zijn verboden; men kent het schaakspel naauwelijks. Intusschen is dit zoo hebzuchtige volk aan hazardspelen overgegeven. Er wordt even sterk gespeeld als gedronken. De verbodene biljarts en faro-banken bestaan bijkans in het openbaar, ofschoon ze volgens de wet er niet mogen zijn. De burger stadsopziener en de burger wijkmeester zien gaarne iets door de vingers, wanneer dit eenig voordeel aanbrengt. Somtijds echter doen zij amsbtwege onderzoek en bekeuren de overtreders; maar als zij dan de bij de wet bepaalde boete, en wat er verder te halen mag zijn, ingevorderd hebben, trekken zij stilletjes weder af. Zoodanige biljart vult de beurs der ambtenaren. De regter van het zoogenaamde geregtshof in Deuse-street trekt van de biljart van het in zijne wijk bestaande Fransche koffijhuis een jaarlijksch vast inkomen van 400 dollars. Deze man - het is niet te ontkennen - verstaat zijne belangen. Men houdt hem reeds voor een' hoogeerwaardigen Gentleman, uit wien binnen kort een groot man worden kan; namelijk zoodanig een, die, ofschoon weinig beteekenende, rijkdom heeft verkregen. Adel en eertitels zijn, volgens eene wettelijke verordening, afgeschaft. Dit betreft echter alleen den erfelijken adel en dien van verdiensten, gelijk ook de Europesche titels; want de Amerikaansche geldaristokratie heeft hare eigene rangorde en eene strenge gezetheid op zekere onderscheidingen. Ik wil dit met eenige voorbeelden ophelderen. Van iemand sprekende, vraagt men: Wat is de man waard? Wordt er geantwoord: Duizend dollars jaarlijks, zoo is hij van goeden stand. De zoodanige behoort tot de eerste klasse boven het gemeen. Eene woning, die 500 dollars kost, geeft aanspraak op dezen rang, beneden welken men tot den geringen stand wordt gerekend. De tweede klasse moet een inkomen van ten minste 2000 dollars hebben, en heet dan zeer eerwaardig. Tot de derde klasse, de lieden van hoogen stand, behooren die, welke 5000 dollars verteren kunnen. Die tweemaal zoo veel hebben, maken de vierde klasse uit, die der hoogeerwaardigen; en met 20,000 dollars is men een groot man. Nooit zal een groot man zich met iemand van hoogen | |
[pagina 613]
| |
stand in gemeenzaam gesprek inlaten, noch eene hoogeerwaardige op een bal met eenen zeer eerwaardigen dansen. De dansmeester moet dus naauwkeurig den staat der lieden kennen, welke op de partij zijn; want men houdt het voor zeer onwelvoegelijk, dat een Gentleman eene Lady ten dans vraagt. Het is het werk van den dansmeester, de paren bij elkander te schikken, waarbij alleen op den rang gezien wordt. Zelfs bij de gewone oefeningen op de zoogenaamde dans-akademiën moet deze rangorde onder de leerlingen in acht genomen worden. Alle personen van rang voeren ook nog den titel van Esquire; een naam, die mede aan hen wordt gegeven, wier gegoedheid wel twijfelachtig is, maar die tot eenen stand behooren, welke, althans in andere landen, studiën vereischt, zoo als regters, advocaten, geneesheeren. Een ambt van den Staat geeft op zichzelve gene aanspraak op onderscheiding; integendeel, de ambtenaar moet zich naar het volk schikken, en zelfs allerlei lompheden, ook van den geringsten burger, verdragen. De laagste volksklasse - the low people - weet intusschen zekere regten te handhaven, en stelt zich met zekeren schijn van gelijkheid tevreden. De schoenmakers-leerling b.v. brengt een paar laarzen naar een groot man - eerst reikt hij hem de hand, en geeft dan de laarzen. Terwijl de groote man de laarzen past, zet de knaap zich bij den haard neder en warmt de voeten, welke hij boven het kolenvuur uitsteekt. Mijn bakker, die aan zijne klanten het brood op eene kar toevoert, brengt mij nooit het mijne, zonder een weinig bij mij uit te rusten; en overvalt hij mij bij het ontbijt, zoo gaat hij aan tafel zitten, en verzekert mij, dat ik eene goede oude Fransche vrouw ben, ofschoon ik naauwelijks 36 jaren tel.Ga naar voetnoot(*) De man snapt dan gewoonlijk van allerlei, b.v.: Ik moet maar zoo voortvaren, hem geregeld te betalen; want hij is een zeer beschaafd Gentleman - hij had thans wel eene schoone gelegenheid, om bankeroet te maken, daar hij meer dan duizend dollars voor meel schuldig was; maar dit ware voor eenen Gentleman van zijne soort te gering. Bovendien, hij hoopte eerlang tot Stadsopziener gekozen te worden, en daartoe had hij bijzonder den invloed van een' zijner schuldeischers | |
[pagina 614]
| |
noodig, die een man van hooge waarde, een hoogeerwaardige is. Bij het weggaan eindelijk zegt hij, met de eene hand den hoed opzettende en mij de andere toereikende: Begrijpt ge, Madam? - Stadsopziener heet die ambtenaar, welke er voor zorgt, dat veegsel en andere vuilnis uit de huizen juist in het midden der straat op hoopen geworpen worden. Negers komen dezelve, wanneer ze niet vroeger door den wind verstuiven, op karren laden en wegvoeren, om ze in het water te werpen. Staat zoodanige hoop slechts één' voet buiten de rigting, zoo blijft dezelve onaangeroerd staan, tot dat de opziener dien afzonderlijk laat weghalen; waarvoor hij dan betaling der kosten, benevens eene willekeurige geldboete van twee of drie dollars, vordert van den overtreder. Hoe beter dus de burger opziener met de burgeressen dienstmeiden in verstandhouding leeft, des te voordeeliger wordt zijn post. Zoodra mijn bakker dit ambt verkrijgt, zal hij den titel van broodhandelaar aannemen. De schoenmaker, die aan verscheidene knechten werk verschaft, noemt zich schoenfabrikant; en kan hij nog daarenboven een gelukkig bankeroet maken, dan wordt er van hem een aanzienlijk man - een aristokraat. Zoo gaan gelijkheid en rangzucht hier op eene verwonderlijke wijze gepaard. Ik heb er in mijn dagboek onderscheidene voorbeelden van opgeteekend. Ofschoon spelen en loterijen tegen de wet strijden, bestaat er toch van landswege eene loterij, die door de Regering beschermd en begunstigd wordt. Een Jood, afkomstig uit Amsterdam, vormde een plan daartoe, en wist hetzelve zoo aannemelijk te maken, dat men hem de loterij in pacht toestond. Als doel der oprigting wordt namelijk het vernietigen der staatsschuld opgegeven. Het geheel is zeer wel naar het volkskarakter berekend, en geene misleiding vergeten, om den met de kansrekening onbekenden te verblinden. Geen middel blijft onbeproefd, om de buitendien reeds woedende hebzucht nog meer te prikkelen. Het erbarmelijkste marktgeschreeuw, waarover de geringste straatzwetser in Parijs zich schamen zoude, wordt hier nog met het beste gevolg aangewend. Op eene onbeschaamde wijze worden leugenachtige berigten van uitbetaalde prijzen in de nieuwspapieren geplaatst. Van dien aard is b.v. de volgende aankondiging: ‘Eene jonge Lady in deze stad heeft bij de laatste trekking den kapitalen prijs van dertigduizend dollars gewonnen, waardoor zij eene zeer begeerenswaardige partij is geworden. Zij | |
[pagina 615]
| |
gelieve aan mijn steeds gelukkig kantoor zich te vervoegen, om haar geld te ontvangen. - Clap, Broad-way’ enz. Dikwerf leest men dergelijke aankondigingen. Ik heb echter nooit gehoord, dat men meer dan den inleg, die van zeven tot tien dollars bedraagt, heeft gewonnen; en daarvan wordt nog dertien ten honderd afgetrokken. Achter de vensters van deze huizen des geluks ligt geld opgestapeld. Boven de deur staat met groote letters op doek gedrukt: Komt binnen! Een voor den ingang loerende persoon, dien men hier beambte noemt, herhaalt zeer luide deze uitnoodiging, terwijl hij met vele buigingen en pligtplegingen den voorbijgaanden gedurig voor de voeten loopt en verzekert, dat het binnentreden niets kost. De kamer is overal met lijsten behangen, waarop groote cijfers staan. De president van het bureau, zoo als hij zichzelven betitelt, verklaart den binnenkomenden, dat alle deze cijfers de kapitalen aanduiden, welke bij hem getrokken zijn, en hij noemt zonder bedenken de personen, die zoo gelukkig waren. Terwijl hij hiervan hoog opgeeft, hoort men achter het kantoor geld tellen. Dan wordt de nieuweling achter een afschutsel geleid, alwaar men hem eene afbeelding van alle genietingen, welke voor een lot van slechts tien dollars te bekomen zijn, laat beschouwen. Die schilderijen doen gewoonlijk de bedoelde werking, zoodat de vrijwillige bijdrage tot vernietiging der staatsschuld volgt. Daar zijn er, die willen, dat de schuld reeds lang geheel vernietigd had moeten zijn. Dit althans lijdt geen' twijfel, dat de Jood rijk is. Ieder jaar spreekt een Senator eene krachtige rede tegen de loterij uit, en dringt op de afschaffing aan. Zijn voorstel vindt ondersteuning; want zijne gronden zijn onwederlegbaar: Het doel is bereikt; het middel moet dus ophouden; een middel, hetwelk, strijdig met de wetten des lands, tot schande derzelven plaats heeft, de zedelijkheid des volks benadeelt, en, zoo als eene menigte regtzaken bewijzen, verkwisters, bedriegers, dieven, vele bedelaars en misdadigers voortbrengt - en daarbij blijft het. Niemand denkt er aan, om het tegen te spreken; de redevoering wordt gedrukt, en de loterij-beambten noodigen hunne geëerde vrienden en bekenden dringend, om toch den korten tijd zich ten nutte te maken, die hun nog overblijft, ten einde op zoo gemakkelijke wijze rijkdom te verkrijgen, daar het hof van vrouw Fortuin van nu af aan gesloten zal blijven voor de Vereenigde Staten. Intusschen schijnt dit alles slechts een middel der staatkunde te zijn, om | |
[pagina 616]
| |
de speelwoede nog meer aan te wakkeren, opdat eene zoo milde bron niet vervloeije of opdrooge. Dit althans werd mij gezegd door welonderrigte lieden; en eene ondervinding van zes jaren heeft zulks telken jare volkomen bevestigd. (Het vervolg hierna.) |
|