Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBezoek bij eenen Prediker, en Theegezelschap.Het is moeijelijk, toegang tot de gezelschappen der Amerikaansche groote wereld te krijgen; en gelukt dit eindelijk, het geeft echter weinig voldoening. Alle schoone brieven van aanbeveling, welke ik medegebragt had, mogten mij niets baten - geen derzelven was aan eenen Prediker gerigt. Ik had verscheidene bezoeken afgelegd, maar niemand vereerde mij met een tegenbezoek. Ik was wel met eenige lieden in kennis geraakt; doch het waren geene Reverends (Weleerwaardigen); zij konden dus nergens mij toegang verschaffen; maar zij stelden mij voor aan zekeren Reverend Doctor, een geweldig prediker. De sterke en welluidende stem van dezen Doctor had de harten van alle vrouwen gewonnen; zijn gebarenspel, vol uitdrukking, verwekte bij zijn talrijk gehoor eene snelle afwisseling van medelijden, hoop, afschuw, liefde, vertwijfeling, zalige verrukking; en als de aandachtigen vermoeid de hoofden lieten hangen, was het oogenblik gekomen, waarin zijne welsprekendheid het | |
[pagina 510]
| |
toppunt bereikte en in hare volle kracht zich vertoonde, terwijl hij de gemeente, als door een' donderslag, met schrikverwekkende woorden in de hevigste ontroering wist te brengen, en dan in de hoogste spanning der aandoeningen liet gaan. De ongemeene hitte des zomers en de voortreffelijke verwarming der kerken in den winter helpen misschien zoodanige wegslepende redenaars zeer veel in het veroorzaken van zulke uitwerkselen. Eene Engelsche vrouw had de vriendelijkheid, mij op eenen voormiddag aan dezen veelvermogenden Heer, den Rev. bridal, voor te stellen. Wij troffen een talrijk gezelschap vrouwen te zijnen huize aan; naauwelijks de helft daarvan vond in zijne vrij ruime spreekkamer plaats, om te zitten. Hij ontving mij zeer deftig, hebbende zijnen blik gevestigd op de snuifdoos, welke hij in de handen omdraaide. Als mijne geleidster zoo veel mogelijk goeds van mij gezegd en mij aan zijne bescherming aanbevolen had, zag hij op, wreef met den regter elleboog over het deksel van zijne snuifdoos, nam daaruit eene goede hoeveelheid, bood mij ook een snuifje aan, en besloot eindelijk, zonder mij aan te zien, met mij aan eene, naast hem staande, vrouw voor te stellen. Deze reikte mij de hand, en vroeg, hoe het mij in Amerika beviel. Ik beantwoordde die vraag, gelijk de wellevendheid zulks gebood. ‘Nu,’ hernam zij, ‘als gij hier langer zijt geweest, zal het u nog veel beter bevallen; het is wel een nog jong land, maar men heeft het in alles reeds veel verder gebragt, dan in Europa.’ Hierop stelde zij mij voor aan eene tweede vrouw, welke mij aan eene derde overgaf; deze wees mij aan eene vierde, en dit ging zoo voort, tot dat ik de ronde bij allen had gedaan. Elke vrouw schudde mij de hand, deed mij nagenoeg dezelfde vragen, en gaf op mijn antwoord hetzelfde te kennen als de eerste; ofschoon ik eenige malen vergeefsche moeite deed, om door verschillende antwoorden aanleiding tot een gesprek te geven. Deze vrouwen hadden elk iets medegebragt, tot een geschenk voor den | |
[pagina 511]
| |
prediker, bestaande in suiker, koffij, thee, wijn, likeur, koek, brood, vruchten, melk, ham, rookvleesch, kaas, eijeren, visch, meel enz. Nu begonnen zij zelve dan ook de tafel hier aan te regten voor een ontbijt. De echtgenoot des predikers stond midden onder de gasten, en scheen bij deze gelegenheid van hare regten, als vrouw des huizes, geheel afstand gedaan te hebben. De prediker nu maakte eene beleefde buiging, en gaf, met de snuifdoos in de hand, eenen wenk aan eene der gasten, om voor het gezelschap de thee te zetten en te schenken. De gelukkige, aan welke deze onderscheiding ten deel viel, begaf zich, met eenen lach van genoegen op het gelaat, aan het boveneinde der tafel, begon de tegenwoordig zijnde personen met haren vinger luide op te tellen, en wierp hierop zoo veel eetlepels vol thee in den ketel, als er gasten waren. Behalve de dertigmaal zonder eenige verandering aan mij gedane vragen, hoe het mij beviel in Amerika, hoorde ik bijna geen woord anders in dit talrijk gezelschap spreken. Eindelijk nog, toen wij in het voorhuis stonden te wachten op onze rijtuigen, vroeg mij eene aardige jonge vrouw: ‘Hoe bevallen u onze Amerikaansche gezelschappen? Niet waar, dat is wat anders, dan in Europa? Als daar een gezelschap van eenige vrouwen bijeen is, zoude men meenen, dat er eene vlugt wilde ganzen nedergestreken ware. Ja, ik ben ook in Europa geweest. Tweemaal stak ik den Atlantischen oceaan over.’ Het is opmerkelijk, dat de Amerikanen, van lieden uit andere landen sprekende, steeds zeggen: De man, de vrouw, het meisje, gelijk zij hunne bedienden aanduiden, met de woorden: De roode man, de vrouw van de kleur, de zwarte knaap. Noemen zij inboorlingen, dan is het altijd: De Gentleman, de Lady. Intusschen zijn er onder de Kleurlingen zeer velen, die betere manieren hebben en de welvoegelijkheid meer in acht nemen, dan die gemaakte Ladys en lompe Gentlemen. Het is te New-York geene gewoonte, groote gast- | |
[pagina 512]
| |
malen te geven. Hiertoe zijn de huizen ook niet ingerigt. Bij enkele gelegenheden onthaalt men in eene herberg of aan boord van een schip. Gezellige zamenkomsten, die geen staatkundig doel hebben, vallen niet in den smaak der Amerikanen. De dwang, welken de welvoegelijkheid hun hier opleggen zoude, strijdt met hunne begrippen van vrijheid. In de groote zeesteden en te Washington vindt men echter hier en daar theegezelschappen. Uit volkshoogmoed schijnen deze en gene zich zoodanigen last soms te getroosten, om aan de toestroomende vreemdelingen een hoog denkbeeld van de verfijning der zeden en van de hooge beschaving der Amerikanen te geven. Twee weken na mijn bezoek bij Master bridal ontving ik eene uitnoodiging tot zoodanig theegezelschap, waarvan ik hier eene korte beschrijving laat volgen. De mannen waren allen zeer goed en naar den nieuwsten smaak gekleed. Men ziet hen anders gewoonlijk in zeer achteloos gewaad op straat verschijnen. Alleen de Advocaten, Doctoren en Predikanten gaan in het zwart; de overige Gentlemen dragen des zomers veelal slechts een wit linnen buisje en eenen stroohoed met breeden rand; in den winter werpen zij een' met watten gevulden mantel van grof merinos over de schouders. - Zoo dikwijls eene vrouw binnentrad, beijverden zich de heeren als om strijd, om haar onder diepe buigingen een' stoel aan te bieden. Man of vrouw, die binnenkwam, moest alle aanwezigen de regterhand schudden; en zoo werd in de grootste stilte gewacht, tot dat het gezelschap voltallig was. Nu telde de vrouw van den huize de gasten en begon de thee te zetten. Hierbij at men visch, eene soort van koeken, rookvleesch en ooft door elkander. Verschillende wijnen en likeuren werden tevens gebruikt. Nadat men genoeg van het goede had genoten, plaatsten de gehuwde vrouwen zich bij elkander. De mannen slopen naar de vensters en andere hoeken, legden de beenen over elkander en zetteden eindelijk de voeten tegen de wanden. Eenigen | |
[pagina 513]
| |
stuken steelswijze de geliefde lekkernij (pruimtabak) in den mond, en begonnen te kaauwen, te spuwen, en zachtkens over de staatkunde te redekavelen. De meisjes stonden in eene groep midden in de kamer, en deden elkander eenige vragen over de lessen op het klavier. Zij hadden elk verscheidene schoolmedaljes, als blijken van vorderingen in onderscheidene vakken van onderwijs, aan lange, breede linten om den hals hangen. De moeders verklaarden over en weder aan elkander, waarvoor hare dochters die eereprijzen ontvangen hadden. Toen deze stof uitgeput was, begon men te spreken over de preek van den laatsten zondag. De vrouwen vertelden elkander van hare aandoeningen en bevindingen enz. Eene andere groep in de kamer bestond uit elegante jonge heeren. Zij hadden hunne pennemessen uit de vestzakken genomen, en reinigden hiermede de nagels, terwijl zij gedurig van ter zijde naar de meisjes zagen. Een hunner eindelijk stak zijn reinigingswerktuig weder in den zak, wierp met blijkbaar zelfbehagen een' blik in den spiegel - zijn halsdoek was de stijfste, zijn vest het langste en witste - en had nu de stoutheid, om met een' snellen tred op de jonge meisjes los te gaan. Hij plaatste schielijk eenen stoel bij het klavier, en noodigde, onder vele buigingen, de jonge jufvrouwen, om zich te laten hooren. De meisjes hadden eerst eenige woordwisseling onder elkander, om het eens te worden, aan wie harer deze eer toekwam. De meestgevorderde moest spelen. De geliefde Yankee-Doodle was natuurlijk het eerste; daarop werd de Lieber Augustin, en ten laatste het oude Fransche liedje: Ah, vous dis-je, chère maman, gespeeld. Alle de meisjes lieten achtervolgens zich hooren. De dochter van den huize, een schoon zeventienjarig meisje, danste tot besluit een solo, waarbij zij zelve de maat zong, terwijl hare vijf schoolmedaljes haar om den hals slingerden. Afgemat en ademloos bleef zij eindelijk staan. Het gezelschap drukte door een algemeen | |
[pagina 514]
| |
stampen met de voeten deszelfs goedkeuring uit, en nu scheidde men na middernacht.
(Het vervolg hierna.) |
|