Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver de groote menigte sprinkhanen, die zich dikwerf in de omstreken van Marseille vertoonen.(Annales de la Société entomologique de France, II. 1833. p. 486-489.)
De verschijning van sprinkhanen, den 2 Augustus 1832, in het zuiden van Frankrijk, en bepaaldelijk op het grondgebied van Chateau-Gombert, een dorp, 1½ mijl noordoostwaarts van Marseille, gaf aan den Kapitein solier, inwoner dier stad, gelegenheid tot het mededeelen der volgende aanteekeningen. Volgens statistieke opgaven blijkt, dat het departement van de monden der Rhóne eeuwen achtereen door sprinkhanen bezocht is, en dat de Overheid steeds bezorgd is geweest de- | |
[pagina 469]
| |
zelve te vernielen. In 1613 besteedde Marseille 20,000 francs en Arles 25,000 voor de vervolging dezer insekten. Men betaalde, gelijk thans, 25 centimes voor een kilogram sprinkhanen en 50 centimes voor een kilogram eijeren. Men verzamelde in dat jaar (1613) 12,200 kilogrammen sprinkhanen en 122,000 kilogrammen eijeren. Misschien is er echter eene dwaling bij deze opgaaf begaan, en heeft men 12,200 kil. eijeren en 122,000 kil. sprinkhanen willen zeggen. Deze opgave zou eenigzins meer met de uitgave overeenkomen, dewijl de 122,000 kil. eijeren, tegen 50 centimes berekend, eene som uitmaken van 61,000 fr., en men slechts 45,000 fr. heeft besteed. Omstreeks het jaar 1805 heeft men eene inzameling van 2,000 kil. eijeren in de kleine gemeente van Chateau-Gombert gedaan. In 1822 trokken verwoestende sprinkhanen door de streek van Arles en Saintes-Maries; men besteedde voor derzelver vernieling 1,227 fr., overschot eener som van 4,000 fr., te dien einde in 1820 aangewezen, toen eene eerste verschijning plaats had. In 1823 bekeerde men niets voor de vernieling dezer insekten; maar in 1824, toen zij in veel grooter aantal in dezelfde streken verschenen dan in de vorige jaren, werd de verdelging wederom bevolen; men vulde er te Saintes-Maries 1,518 korenzakken mede (65,861 kil.), en te Arles 165 zakken (6,600 kil.); de uitgaaf bedroeg 5,542 fr. Het volgende jaar was nog noodlottiger. De onkosten beliepen toen voor hetzelfde grondgebied 6,200 fr.; hetgeen ons noopt, het bedrag der opzameling een achtste grooter te stellen en het gewigt op 82,000 kil. te begrooten. In 1826 was de uitgave te Saintes-Maries slechts 576 fr. en in 1827 200 fr. Het schijnt, dat in de laatstgenoemde plaats deze dieren zich het meest vermenigvuldigen. In 1832 verzamelde men 1,979 kil. eijeren, waarmede eenenzestig menschen bezig waren; even zoo vele personen zamelden er, in 1833 3,808 kil, van opGa naar voetnoot(*). Het schijnt, dat deze inzame- | |
[pagina 470]
| |
ling nalatig heeft plaats gehad, en dat men gemakkelijk 4,000 kil. eijeren en 12,000 kil. insekten had kunnen bijeenbrengen. De nesten dezer insekten zijn gemakkelijk te ontdekken, door het gat, hetwelk het wijfje in den grond gemaakt heeft, om er hare eijeren onder te leggen. Men vindt ze op onbebouwde gronden en op paden, omstreeks 1½ duim onder den grond. Het hol, waarin de eijeren vervat zijn, is nagenoeg rolrond, meer dan anderhalf duim lang (5 centimeters) en een centimeter in middellijn. Dit hol is kleverig en bedekt met eene dunne laag aarde; de plaatsing is verschillend, gemeenlijk waterpas. Men kan stellen, dat elk kilogr. 1600 nesten bevat; elk nest schijnt 50 of 60 eijeren te bevatten. Op elk kilogr. zouden dus 80,000 eijeren gaan. Een daarin geoefend kind kan dagelijks 6 of 7 kilogrammen opzamelen, door te dien einde bij de rotsen en op de plaatsen, waar de aarde weinig diepte heeft, te spitten. Tegen het einde van Augustus zamelt men de eijeren in, en gaat daarmede voort tot October, wanneer men ze het menigvuldigste aantreft, dewijl vele wijfjes in Augustus hare eijeren nog niet gelegd hebben. Wat de sprinkhanen zelve betreft, op dezen vangt de jagt in Mei aan, en bijkans de geheele bevolking van Saintes-Maries, Arles, Saint-Jerôme enz., vrouwen en kinderen, is daarmede gedurende een gedeelte des zomers bezig. Deze geschiedt met een grof linnen laken, hetwelk vier personen aan de einden vasthouden; de twee voorsten houden den rand van het laken tegen den grond, en de twee achtersten houden den achterrand omhoog, zoodat de lap ongeveer een' hoek van vijfenveertig graden met den grond maakt. De insekten, die opstijgen om te vlugten, vallen alzoo op het laken, en men werpt ze in zakken, zoodra men er een aantal bijeen heeft. Bij deze bezigheid kan een persoon een of anderhalven franc daags winnen. Men kan zich van de verbazende menigte dezer insekten eenig denkbeeld maken, als men verneemt, dat een boer er op éénen dag 50 kilogr. van opving, zich daartoe van een netje bedienende, omtrent gelijk aan zoodanig een, als waarvan de liefhebbers der insekten bij de vangst
aanmerking van den geleerden insektenkenner lefebvre, van het gewigt der eijeren twee derden aftrekken, om de juiste opgave te bekomen. Doch zelfs dán blijft de menigte verbazend. | |
[pagina 471]
| |
van deze dieren gebruik maken. Vooral in Mei en Junij heeft deze jagt plaats. De meest vernielende soorten zijn de volgende: Decticus albifrons fabr., Decticus verrucivorus fabr., Decticus griseus fabr., Ephippigera vitium aud. serv., Louista viridissima L., Acridium lineola fabr., Calliptanus Italicus aud. serv. (deze soort veroorzaakte in 1805 het meeste schade in de omstreken van Marseille), Oedipoda stridula, Oedipoda flava, Oedipoda coerulescens fabr., Podisma pedestris fabr. |
|