Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Antwoord op de vraag: waar zoudt ge 't liefst uwe woonplaats kiezen? De grijsheid moog de geestdrift rooven, Die eens des jong'lings boezem joeg, En de ouderdom het vuur verdooven, Dat eens in ied'ren polsslag sloeg; Het noodlot voere mij naar vergelegen streken, Het heffe mij ten troon in 't goudrijk Indostan, - Eer zal de dood zijn zeis verbreken, Eer ik dien grond vergeten kan! Dáár zou geen morgenstond mij wekken, Dat ik geen zucht naar Neêrland zond; Geen nacht zou daar mijne oogleên dekken, Of 'k droomde me op der vad'ren grond. Zag 'k zon en maan aan 't luchtruim rijzen, 'k Zou zuchtend naar het westen wijzen: Ook Neêrland licht die maan en zon! De man zou mij ten broeder wezen, Die Neêrlands spreken, Neêrlands lezen, Die Tollens' volkslied zingen kon. Dáár, waar mij 't eerst het leven lustte, Waar mij mijn goede moeder kuste, En lachjes op mijn wangen dwong; Dáár, waar mij 's levens lente lichtte, Waar ik mijn kinderliedjes dichtte, Mijn blijde jong'lingszangen zong; Dat land, mij door Gods gunst beschoren, Is mij het dierbaarst plekje grond; 'k Leef dáár (moog' Hij mijn' wensch verhooren!) Tot aan mijn' jongsten levensstond! L.B. Vorige Volgende