Anecdote van den dichter der nachtgedachten, Young.
Young bevond zich eens in zijnen tuin met twee jonge, lieve Dames, die hem bezochten. Een bediende kwam hem zeggen, dat iemand hem wilde spreken. ‘Verzoek hem,’ sprak young, ‘eens weêrom te komen;’ en, zich tot de Dames wendende, voegde hij er, zeer verpligtend, nevens: ‘Ik kan mij onmogelijk aan een zoo aangenaam gezelschap onttrekken.’ De Dames baden hem, zich door haar niet te laten verhinderen; en, toen eene van haar van den bediende vernam, dat de bezoeker een man van rang en tevens een beschermer des Dichters was, drongen beide haar verzoek des te sterker aan. Young, echter, volhardde in zijne weigering; waarop zij hem onder den arm namen, en hem uit den tuin leidden. Met geweld wilde hij zich niet losrukken; hij gaf dus toe; maar, terwijl hij zich liet