heen, in wiens takken de twee mannen zaten, en begon op te klimmen. Er was geene redding mogelijk; maar de slang leunde te veel op een' tak; deze brak, en stortte met zijnen last in de golven. Ondertusschen bleef het water op dezelfde hoogte. Twee dagen verliepen, en in het midden van den tweeden nacht kwam een der Indianen, die den Priester verzeld hadden, bij het licht van den bliksem naar den boom toezwemmen, zeggende, dat zes zijner makkers, waaronder sommigen nog ongedoopt, (en dus, naar de leer der Roomsche Kerk, verloren) in doodsgevaar verkeerden. De Jezuit bindt daarop zijnen leerling aan den tak vast, laat zich in het water af, en zwemt naar die ongelukkigen toe; hij doopt de ongedoopten, neemt den gedoopten de biecht af, en geeft hun de absolutie. Kort daarna verdronken vijf dier menschen. Toen hij weder zwemmende aan zijnen boom kwam, had het water reeds den hals van zijnen katechizant bereikt; hij bond hem los, en deed hem eenen hoogeren tak bereiken. Eindelijk begon het water te vallen, en ortegas kon weder naar land zwemmen. Doch tegen de doornentakken van het nu uit het water uitstekende geboomte bekwam hij eene wond in zijn been; die gedurende de 22 jaren zijner volgende moeijelijke loopbaan nimmer volkomen genas. Het uitgestane doodsgevaar had zijnen ijver voor het heil der Indianen niet verflaauwd.
Deze man was een Jezuit. Hij en velen zijner broederen in Paraguay waren even zoo wel leden der ware Kerk van christus, als de Zendelingen der Broedergemeente, der Methodisten, en van andere Protestantsche Genootschappen, die het Christendom zoeken uit te breiden. Eere, wien eere toekomt!