Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
Dra zal zij op haar' gulden wagen
Van 's hemels boog den nevel vagen,
Die voor een poos haar licht bedekt.
Dra wordt door 't gloeijen van haar stralen,
Die van de azuren transen dalen,
De sluimerende Faam gewekt.
De Faam, die 't hoofd bergt in de wolken,
Die met haar' voet des afgronds kolken
Betreedt, pijlsneller in haar vlugt
Dan 't licht, zal luid, uit duizend monden,
Den lof van Neêrlands Vorst verkonden
En doen weêrgalmen door de lucht;
Van Neêrlands Vorst, van Neêrlands Vader,
De liefde en roem zijns volks te gader;
Die van de steile baan van 't regt
Niet wijkt, schoon de aard' spatte uit haar naven;
Die d' adel van zijn' naam zal staven,
Hoe 't hagch'lijk pleit ook word' beslecht.
Als onder 't flikk'rend stargewemel
De maan aan d' onbewolkten hemel,
Zoo schittert in der Vorsten rij
Oranje: Europe, in 't nachtlijk duister,
Aanschouwt verbaasd dien milden luister,
En wenscht zich eenen Vorst als Hij.
Zóó 't vorstlijk hoofdsieraad te dragen,
Te midden van de woeste vlagen
Van 't lot, was Nassau's kroost bewaard.
Treedt nader, wufte Vorstenhat'ren,
En hoort uit duizend monden schat'ren
Den lof van d' eêlsten Vorst op aard'!
Van d' edelste van Willem's loten,
Die, waardiglijk dien stam ontsproten,
Het roer klemt in de sterke vuist,
't Geteisterd schip behoedt voor stranden,
En 't eenmaal veilig aan doet landen,
Hoe hevig ook de branding bruist;
Die niet vermetel en verwaten
Op eigen kracht zich wil verlaten,
| |
[pagina 94]
| |
Maar ned'rig steunt op hooger Magt;
Die niet, dan na godvruchte bede,
Het slagzwaard rukt uit de enge scheede,
En kalm de onzek're toekomst wacht.
Spaar, spaar, o God! zijn dierbaar leven!
Nooit werd een levensdraad geweven,
Wiens breuk meer rouw en tranen spelt.
Een Cherubijnen-wacht omvleug'le
Zijn' achtb'ren schedel, en beteug'le
Het toom'loos hollend vreemd geweld!
December, 1832.
|
|