Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
Duitsche schrijvers, met Fransch-Engelsche brillen.Pölitz, in zijn Algem. Neues Repertorium für 1833, No. 15, op den eersten Aug. 1833 het zesde Deel van venturini's Chronik recenserende, schreef daaruit, zonder eenige teregtwijzing, de volgende echtjakobijnsche Leugen en toebehoor af: ‘In de meeste voorsteden van den Haag zag men, na den korten Veldtogt (van 10 dagen), ooren en vingers aan de deurposten gespijkerd, welke van de ligchamen der gesneuvelde Belgen waren afgesneden. In bijgevoegde opschriften waren dag en uur vermeld, waarop deze zegeteekenen veroverd waren. Uit barmhartigheid stuurt men Zendelingen naar Afrika en Amerika; - zendt ze liever naar Holland in de nabijheid.’ Was het dezen Mannen om waarheid te doen geweest, dan hadden zij vóór en tégen gelezen, en, behalve het schandblad, den Brusselschen Courrier, ook den Lynx en het Journal de la Haye. Sedert 30 Sept. 1831 stond de weg voor hen open, om zich door laatstgemeld Papier, No. 234, te laten inlichten. Dat zij, geen licht zoekende, zich aan de eer van een braaf en achtingwaardig Volk vergrepen hebben, moge dan ter dezer plaats mede gedacht blijven - ook door de volgende min ernstige regels: Door Venturini en door Pölitz aangeklaagd,
Als ware 't mes bij ons gescherpt op Belgische ooren,
Krijgt 's Gravenhaag een strafsermoen te hooren:
Dra komt de Boetgezant uit Duitschland opgedaagd.
Reeds zie ik hem de grenzen overstappen!
Hij meent het goed met u! vergeld dit, Hagenaar;
En, zoo de Man, te DelftGa naar voetnoot(*), het Bedlam mogt ontsnappen,
Heb gratis Nieskruid voor hem klaar.
a.c.w. staring.
|
|