Vergelijking der magt van Portugal en Nederland in 1648.
(Uit de Redevoering van den Portugeschen Jezuit vieyra in eene Kabinetsvergadering van Keizer jan IV, over de vraag, of men Brazilië af zou staan. Bij southey, Hist. of Brazil, Vol. II. p. 225.)
‘Wij (de Portugezen) kunnen misschien nog ééne uitrusting ter zee doen; Holland vele. De Westindische Compagnie moge arm zijn; de Oostindische is rijk, en zal ons alles, wat wij in Indië nog hebben, ontnemen. Kastilië maakt een' onteerenden vrede met Holland, liever dan dat land en Frankrijk te gelijk tot vijand te hebben. Frankrijk lijdt liever van Holland verongelijkingen, dan zich bloot te stellen, om tevens met hetzelve en Spanje in oorlog te komen; en wij, die nooit onze krachten berekenen, wij zouden oorlog met hen voeren! Zonder twijfel zouden Spanje en Holland, wanneer zij vereenigd waren, de wereld veroveren; en wij denken die beide tegenstand te kunnen bieden! Waar zijn onze soldaten? Bij elke verontrustende tijding moet men de studenten van de Hoogescholen, handwerkslieden uit hunne winkels, boeren van den ploeg nemen. Waar is ons geld? In dit jaar alleen zijn zestig schepen (door de Hollanders) genomen. Acht jaren zijn er verloopen, sedert wij ons van Spanje bevrijd hebben, en nog zijn de grenzen niet bevestigd, nog is Lissabon niet in staat van verdediging - bij gebrek aan middelen. Vergelijk hiermede 's vijands hulpbronnen! In Holland heeft men veertienduizend schepen; in Portugal geen honderdvijftig. In Oostindië hebben de Hollanders meer dan honderd oorlogsschepen tusschen de 24 en 50 stukken; wij geen één. In Brazilië hebben zij zestig schepen, waaronder vele groote; wij zeven, zoo wij ze nog hebben. Zij zijn van de Spaansche magt ontslagen, die nog geheel
tegen ons gerigt is. Zij hebben in Europa geen' vijand; wij geenen vriend. Zij hebben meer